Bijlagen
Bijlage III De bouwelementen van de kerktoren van Noorwits (1666-1876)
Afbeelding 102 (detail schilderij van Jan Haak)
(In de tekst hieronder corresponderen de cijfers tussen haakjes met de cijfers op de afbeelding)
Voor de bouw van de zesde kerktoren nam architect Noorwits, net zoals zijn voorgangers, het bovenste achthoekige segment van de torenopbouw met de blinde spitsboogvensters (1) en verticale ribben (2) als uitgangspunt (Conformità).
Op deze achtkant plaatste hij een geprofileerde (= uitstekende) kroonlijst (3) als plint voor een balustrade met zestig balusters (vaasvormige stijlen waaruit de balustrade is opgebouwd) (5) en acht piëdestals (zuilvoeten) (4) op de hoeken. Op de zuilvoeten kwamen, aansluitend op de acht verticale ribben van de oude torenromp, acht vrijstaande zuilen (6) met Ionische kapitelen (zuilhoofd met klassiek-Griekse voluut ofwel krulversiering). Achter de zuilen en de torenomgang werd een achtkantige constructie gemetseld, waarin de luiklokken en uurklokken hingen en waarin zich het uurwerk bevond. In de acht muurvlakken van deze gemetselde octogoon waren vier galmgaten (7) aangebracht met daartussen de wijzerplaten op de vier hoofdwindrichtingen boven grote arduinen platen met wapenreliëfs. De bekroning van dit torengedeelte was de typerende klassieke sierlijst (10), bestaande uit de drie geledingen: architraaf (hoofdbalk op het kapiteel), fries (balkwerk op de architraaf) en kroonlijst (geprofileerde lijst op de fries).
Hierboven verhief zich een golvend, naar boven toe smaller wordend koeverdak (d.i. een met ruitvormige leien gedekt dak) (11), met vier uitspringende – boven de galmgaten geplaatste – dakvensters (12). Op het koeverdak rustte de eveneens achthoekige open lantaarn, die plaats bood aan het grote carillon (13). Ze was opgebouwd uit een overhangende lijst met balustrade en acht zuiltjes op de hoeken, van boven afgesloten met een naar buiten lopende en uit veel geledingen bestaande kroonlijst. Boven op de lantaarn was een klein en enigszins hol oplopend keteldak met vier uitspringende venstertjes (14), waarboven een grote peer (15) en een kleine goudgekleurde appel (16) waren geplaatst. Uit de appel stak ten slotte de uiterste bekroning, het kruis (17) met daarboven een vaantje (18) met het wapen van de Generaliteit.
De toren van Noorwits is de enige geweest, waarbij twee bouwstijlen, de verticale lijnen van de achthoekige Gotische opbouw met de classicistische lantaarn heel harmonisch met elkaar waren verbonden (Conformità).