Afbeelding 90
Blussen en lessen gingen prima samen. Traditioneel voorzag de plaatselijke overheid de mannen van de verplichte en later vrijwillige brandweer in Hulst voor ieder van de drie brandspuiten van een ton bier . Dit gebeurde bij de (meer)jaarlijkse oefeningen met de brandspuiten en bij het ‘schouwen’, de jaarlijkse controle van het blusgereedschap. Ook bij het serieuze bluswerk kon het gestenat van gemeentewege rijkelijk vloeien, zoals in geval van de bijzondere inzet van de brandweerlieden of wanneer de brandverzekering een behoorlijke premie aan de gemeente had uitgekeerd. Omdat pompen zwaar handwerk was, werd ook tijdens het blussen van branden de dorst met een pilsje gelest.
De kerkbrand van 1876 was voor de gemeente een behoorlijke financiële aderlating. De toren was bij vier maatschappijen verzekerd tegen brand, maar het uitgekeerde schadebedrag was niet toereikend. De bijdrage van de rooms-katholieke en hervormde kerk voor de wederopbouw was werkelijk beschamend laag: fl. 60,- samen. De door de brandverzekering uitgekeerde premie van fl. 150,- was niet gering, maar bij lange na niet kostendekkend. De gemeente moest diep in buidel tasten en deed dat correct en relatief snel. De omzetting van de verplichte brandweerdienst naar een vrijwillige in 1871 betekende een vaste vergoeding voor het brandweerpersoneel en door de langdurige inzet bij de kerkbrand liep deze kostenpost aardig op. Naast de betaling van de eigen ca. 200 spuitgasten, moesten de ca. 400 te hulp geschoten vrijwilligers uit de buurtgemeenten een financiële tegemoetkoming krijgen. De betreffende gemeentebesturen ontvingen een brief met de uitnodiging om alle gemaakte kosten en de gederfde inkomsten van de brandweerlieden te declareren. Het gemeentebestuur van Antwerpen, dat op eigen kosten met materiaal tot aan St. Niklaas onderweg was gegaan richting Hulst, werd eveneens aangeschreven.
Afbeelding 91 (Gemeentearchief Hulst, inventarisnummer W100)
Een van de vele door de horeca bij het gemeentebestuur ingediende handgeschreven declaraties voor consumpties door de spuitgasten bij de kerkbrand in Hulst op 1 september 1876. In dit geval de levering van 6 flessen jenever door Pieter van der Zijpt, uitbater van het café op de hoek Lange Nieuwstraat-Grote Bagijnestraat.
Alleen al de uitbetaling van een ‘daggeld’ aan alle vrijwilligers beliep afgerond fl. 700,-. De transportkosten van de zeven brandspuiten met hun personeel naar en van Hulst kwamen op fl. 68,40. Veel dorstige kelen waren ‘nageblust’ met 210 liter bier en voor de veel sterkere opkikkers van jenever en brandewijn waren 30 literkannen nodig geweest. Aan ‘broodnodige’ brandstof was veel brood, kaas, eieren, beschuiten, warme maaltijden en niet nader genoemd ‘verteer’ uitgereikt. Al deze uitgaven behoorden tot de hogere kostenposten. Verder waren er uiteenlopende kleinere rekeningen voor schade aan het materieel, voer voor de paarden, verbrand schoeisel, telegrammen, ijlboden te paard, schoonmaak, onderhoud van spuiten, brandslangen en vergoedingen voor nachtwakers in de kerk na de brand. Bij de korpsen bestonden grote verschillen in appetijt en kwantiteit van innam van de inwendige mens. De 104 man sterke ploeg uit Axel dronk maar veertig flessen bier, tegenover 150 pinten bier én 20 literkannen jenever, die de 43 Graauwse collega’s achterover sloegen. Daarentegen gingen de mannen uit Axel na afloop van het zware werk lekker dineren.
Afbeelding 92 (beeldbank.cultureelerfgoed.nl documentnr. 39105)
Reproductie van waarschijnlijk de enige bewaarde foto – gemaakt vanuit het westen naar de voorgevel toe – na de brand van 1876. De toren is tot aan de stenen galmruimte verdwenen. Aan het dak van het middenschip is bij de aansluiting met de toren een beetje schade te zien. Naar achteren is het dak van de koorkerk verdwenen. Het dak van de zuid dwarsbeuk bleef, met beschadigingen, gespaard, te zien aan de nok, die nog net boven de huizen uitsteekt.