5. Door tempeest van donder ende blixem
5.1 Driekwart eeuw prijsschieten
Uit de zeer spaarzame berichtgeving kan geconcludeerd worden, dat de schade aan het kerkgebouw in 1562 even erg was als in 1469. De hele tussenliggende eeuw was niet lang genoeg geweest om de hele kerk volledig te vernieuwen, toen op 6 juni 1562 het noodlot weer toesloeg.
Slaagde men in het centennium tot de volgende brand in 1663 wel in de volledige restauratie van het godshuis? Ongetwijfeld is weer het streven geweest eerst de kerktoren zo snel mogelijk te vernieuwen, maar de wederopbouw van dit beeldbepalende element duurde drie keer zo lang dan na de brand van 1469. Bernardus Maes uit het (nu) Belgische Aalst tekende voor de constructie van de vierde torenspits en de oplevering had plaats in 1568, het jaar waarin het langdurige conflict van de Nederlandse Opstand (1568-1648) begon 1. De strategische ligging maakte Hulst tot een speelbal in militaire acties tijdens het langdurige conflict en de kerktoren was dan ook regelmatig een richtpunt bij, zoniet het mikpunt van beschietingen.
Afbeelding 52 (rijksmuseum.nl,)
(Beleg van Hulst door aartshertog Albrecht, 1596, toegeschreven aan Bartholomeus Willemsz. Dolendo)
Hulst werd in de Nederlandse Opstand regelmatig betrokken bij militaire acties en dat zorgde voor nogal wat tekeningen van de stad op militaire kaarten. Een zo betrouwbaar mogelijke weergave van gebouwen was niet het primaire belang van tekenaars en gebruikers, maar voor het belegeren en beschieten moesten de markante stadsobjecten wel herkend worden.
Op meerdere kaarten wordt de vierde kerktoren (bouwjaar 1568) in Hulst met dezelfde onderdelen weergegeven, zij het met nuanceverschillen. Op deze plaat is de toren van onder naar boven weergegeven met de stenen (achthoekige) opbouw, een grote peer, een kleinere appel en een kruis. De in 1568 voltooide en in 1596 weggeschoten spits was maar 28 jaar gegeven. Het ontwerp leek in niets meer op de drie eerste achtkantige torenspitsen van de plattelandsversie van de Scheldegotiek.
De schermutselingen van Parma in 1583 en Maurits in 1591 bij de belegering van Hulst lijkt de kerk niet gedeerd te hebben, maar het prijsschieten van Albertus van Oostenrijk, die in 1596 met 30.0000 granaten de stad grotendeels aan gort schoot, kon toren en kerk onmogelijk missen. Het vervangen van de vierde toren en de verdere grote schade aan het godshuis kostte weer handen vol geld en daarom ging er een brandbrief naar de wettige landsheer Filips II. Het goed onderbouwde smeekschrift vroeg om toestemming voor het heffen van een speciale accijns voor het herstel van de de kerk. Voor een goedgunstig antwoord werd de oorlogsschade schriftelijk dik aangezet met een bijna geheel vernielde toren (quasie toute démolie) en een helemaal uiteengereten en gebroken kerkgebouw (toute déchiré et rompue). Bij regenweer, zo schreef men de vorst, waren diensten niet mogelijk (l’ on n’y peult on temps pluvieux célébrer le service divin) 2.
Het is maar de vraag welke schade specifiek aan de oorlog kon worden toegeschreven. Op het moment van de brand in 1562 was de restauratie van de brand in 1469 immers niet helemaal hersteld en is het goed mogelijk, dat de wederopbouw in de 24 jaar tussen de tweede brand in 1562 en de beschieting in 1596 niet klaar was.
Afbeelding 53
(Hulst, Gemeentehuis, raadzaal)
Sterk vergrote en daarom wat vage uitsnede uit het door schilder Cornelis de Vos in 1628 aan zijn geboortestad Hulst aangeboden schilderij ‘Zicht op de stad Hulst’. Zonder twijfel betreft het een betrouwbare weergave van de werkelijkheid, want de kunstenaar voorzag zijn doek van het bijschrift ‘ Dese schilderie uut liefden
ghemaeckt ende ghegeven, aende stadt tot een Eeuwige memorie’. Net als bij de vierde toren zijn de grote appel en kleine peer als bouwelement aanwezig.
De aannemers Hector van Vlimmen en metser (metselaar) Jacques van Gulger gebruikten de twee op elkaar rustende stenen achthoeken van de torenopbouw als basis voor de vijfde toren, naar de vorm een ‘peerspits’. Op de octogoon plaatsten zij een kleinere achthoek, bestemd voor het uurwerk en de uitwendige wijzerplaten. Daarboven kwam een houten bekroning in de vorm van een zeer forse afgeplatte appel. Hier op rustte het klokkenhuis in de vorm van een achtkantige open lantaarn met piramidevormig dakje, waarboven een peer 3, die het kruis met weerhaan torste. De nieuwe kerktoren was in 1600 klaar.
De belegering door Frederik Hendrik in 1645, de laatste voor Hulst in de context van de Nederlandse Opstand, beschadigde naast ongeveer 150 huizen ook de kerk, al rijst ook nu weer de vraag of oorlogsgeweld, vastgelopen restauratie of achterstallig onderhoud hier het meest debet aan was, want het godshuis stond er al langer bouwvallig bij.
En al kon ‘stedendwinger’ Frederik Hendrik direct na de inname van de stad een dankdienst in het kerkgebouw houden en werd te zijner ere boven het Cruys van den kerckthoorn een Orangerievlagge gehesen, het gebouw vormde een steeds groter gevaar voor de omgeving.
De bouwkundige staat van de toren werd van lieverlee zo miserabel, dat een kort voor de brand van 1663 uitgebracht bouwbestek dringend een grote renovatie adviseerde 4.
Voordat dit project kon worden gerealiseerd, zorgde de derde brand voor de volgende vernieling van toren en kerk.
- Nederlandse Opstand is de tegenwoordig meer gangbare benaming voor Tachtigjarige Oorlog.
- Stadermann, G. Regestenlijst Hulst, nr. 134, 14 april 1497.
- spits toelopende bolvormige bekroning van een (kerk)toren, met daarboven een kruis of weerhaan.
- GAH, inv. nr. 441E: ongedateerd bestek; GAH, inv. nr. 764, stukken betreffende het herstel van de toren, 1645-1669; GAH, inv. nr. 4410, 536B m.b.t.de slechte bouwkundige toestand van de kerk; Groenveld, S. blz. 21.