4. Een hele eeuw een halve kerk
4.3 De tweede kerkbrand: 6 juni 1562
Van het godshuis, dat op 6 juni 1562, bijna een eeuw na de vorige brand opnieuw door het hemelvuur werd getroffen, waren de toren en het koor voltooid, de transepten en zijbeuken waarschijnlijk zo goed als klaar, maar het schip miste nog (groten)deels zijn dak. In dit opzicht leek de situatie op die van het tijdstip van de brand in 1469: een gebouw onder constructie.
Het voorjaar en de zomer van 1562 verliepen kolt, vel regens und alle tit smart weder, ofwel: rotweer 1.
De berichtgeving over het verloop en de omvang van de kerkbrand, de schade en het herstel is precies als in 1462 minimaal. Volgens de latere bron Jacob van Lansberge was de brandramp net zo desastreus als die van 1469:
(…) ende alsoo Anno 1562. den 6. Juny de Stadt niet minder besocht.
Wanneer by de selve oorsaeck van Blixem het vuyr wederom is geraeckt in den Thoorn deser Kerck, met sulcken woede, dat niet alleen den selven Thoorn, alle de Daecken van de Kerck, maer oock het Convent of Klooster van de Observanten, naederhandt Recolletten, met hondert en sestigh bysondere Huysen in d’Assche zijn gelegt en omgekomen (…)2.
Het door Van Lansbergen geschetste beeld is vrijwel identiek aan de brand van 1469: de kerktoren is door de bliksem ontvlamd, alle kerkdaken en dakstoelen zijn in de brand gebleven en de vuurzee heeft opnieuw een deel van de stad in de as gelegd.
De stadsrekening van 1562-1563, een betrouwbare primaire bron, ondersteunt de visie van de grote omvang van de catastrofe. Volgens deze rekening zouden de meeste huizen op de Overdam, Kaai en Begijnenstraat, het klooster van de Minderbroeders in de Schelphoek (het huidige ‘s – Gravenhofplein), het Landshuis van Hulsterambacht, het refugium van de monniken van Cambron en het Vleeshuis afgebrand zijn. De opsomming wijst er op, dat er weer veel vliegvuur is geweest.
Afbeelding 51 (keyetv.com)
In 1562 stortte voor de tweede keer na blikseminslag de spits van de Willibrorduskerk in. Opnieuw kon men enkel machteloos wachten tot dit onvermijdelijke moment.
Een vergelijkbare dramatische gebeurtenis vond op 22 juli 2007 plaats, toen – eveneens na blikseminslag – de torenspits van de First Mount Olive Freewill Baptist Church in Baltimore in de V.S instortte. In dit geval kwam het gevaarte in één keer in zijn geheel los en viel grotendeels naast het gebouw. Bij een kerk met vieringtoren, zoals in Hulst, is het eigenlijk altijd raak, omdat de kerkdaken aan vier kanten op de kerktoren aansluiten.
Het Minderbroederklooster zal inderdaad ernstig getroffen zijn, want uit een gift van het stadsbestuur van Ieper blijkt, dat er na de brand zowel restauratie als nieuwbouw plaatsvond: Betaelt den gardiaen (= kloosterhoofd) ende minnebroeders der stede van Hulst t’hulpe van t’upmaaeken ende reparatien van ’t zelve huerlieden cloostere, dat by fortune t’eenemaele verbrant es gheweest 3.
Het risico op een stadsbrand was in Hulst 1562 nog net zo groot als in 1469, want in de tussenliggende eeuw was een strengere reglementering betreffende het dekken van daken uitgebleven. Met de nog steeds grotendeels strogedekte daken en de nog even conventionele, ontoereikende brandbestrijdingsmiddelen kon een stadsbrand niet uitblijven.
Bij gebrek aan beter was ook het vastberaden maar ijdele beieren om blikseminslag af te wenden nog steeds in de mode:
Bij den luyers deser kerkcke vanden XV juny gheluit te hebben in het onghe weerte ‘snachts tot dry posen (Voor de luiders van deze kerk, die op 15 juni tijdens het onweer ’s nachts drie keer geluid hebben).
Betaelt te Lootins dat de luders droncken op St. Marie Magdalenendach 22 july doe zij luuden jeghens tonghe wederte 1 stoop Amborghens bier.
(Betaald aan [kastelein] Lootins 1 pint bier, die de luiders dronken voor het luiden tegen het onweer op 22 juli, de dag van de H. Magdalena).
(Gemeentearchief Hulst, kerkrekening 1569/1570, ongefolieerd).