3. ‘ T es al verdorven
3.2 Dat Hulst het heilige dak bewene
Het moet warm weer geweest zijn in de zomer van 1468. De kerkrekening van 1468-1469 vermeldt tenminste, dat de luders te diverschen stonden tjeghen tempeest van den weder luidden, d.w.z. dat de klokkenluiders op verschillende uren de klok luidden, om onweer af te wenden 1. Dit gebruik was niet alleen ingegeven uit vrees voor God’s straffende hand, maar diende evenzeer om de inwoners bij voorbaat erop te attenderen klaar te staan in geval van brand of ander onheil.
Afbeelding 27
Brandalarm geven gebeurde niet door de de klok te luiden, maar te kleppen, d.i. de klepel met een klepelkoord snel tegen de stil hangende klok te slaan. De snelle repeterende klank week als signaal duidelijk af van het gewone gebeier en het klonk veel dwingender. Meestal werd één van de luiklokken als ‘brandklok’ gebruikt, wat extra bijdroeg aan de herkenbaarheid van het alarm.
Terwijl het herstel van de schade van de Gentse strafexpeditie in 1452 en de complete nieuwbouw van het koor nog niet voltooid waren, werd – ondanks al het geklep – begin januari 1469 de kerktoren toch door de bliksem getroffen. De exacte datum en het precieze tijdstip van de brand zijn niet bekend, maar wel vrij nauwkeurig af te leiden. De klokken hadden immers nog geluid op dertienavont (de avond vóór Driekoningen, 5 januari 1469) en de uitbetaling van het loon van de klokkenluiders vond na deze datum nog één keer plaats uit coulance, omdat alle klokken in de brand gebleven waren. De blikseminslag heeft dus op zijn vroegst op de avond van 5 januari plaatsgevonden, vlak erna of enige tijd later 2. Door het ontbreken van ooggetuigenverslagen is er geen enkele directe informatie bewaard over het verloop van de brand en de brandbestrijding. Wel kan de schade aan het kerkgebouw redelijk gedetailleerd vastgesteld worden aan de hand van de uitgavenposten in nog bestaande kerkrekeningen en uit een vijftal globale notities. Daarnaast geeft deze informatie ons ook een beeld van het kerkgebouw ten tijde van de latere tweede brand in 1562.
Afbeelding 28 (oronieuws.blogspot)
Getekende impressies van de kerkbrand in Hulst in 1469 zijn er niet, maar dit soort onheil komt ook nu zoveel voor, dat er genoeg beeldmateriaal is om aan te tonen hoe angstaanjagend snel een kerkbrand om zich heen grijpt, zonder dat – net als vroeger – de brandweer er iets aan kan doen. In de kerktoren van de St. Niklaaskerk in Westkapelle, een deelgemeente van Knokke-Heist in België, zijn arbeiders op 26 maart 2013 doende een houtzwam weg te branden. Om kwart over drie ’s middags gaat het gruwelijk mis en in korte tijd staat de hele torenspits in brand (vervolg: afbeelding 29)
Het summiere bronnenmateriaal is unaniem in zijn jammerklachten en wekt de indruk dat het hele kerkgebouw tot de grond toe was afgebrand. Jacob Thijs, de ontvanger van de kerkbelastingen, had er in zijn rekening voor het boekjaar 1468/1469 maar weinig woorden voor nodig: t Es al verdorven bii den brande der kerkcke 3. Kerk- en stadsbestuur uitten zich in gelijke bewoordingen in een smeekbrief om financiële supplatien (ondersteuning) aan Karel de Stoute, die als graaf van Vlaanderen de landsheer was: almossene te doene der kerkcke van deser stede, die al verbarnt es (totaal uitgebrand) 4.
Afbeelding 29 (vervolg van afbeelding 28) (www.oronieuws.blogspot)
Als het vuur in de spits uitslaand wordt en zich naar beneden in de torenopbouw uitbreidt, vliegen de kerkdaken en daarna het interieur in brand. Inmiddels is het rond vier uur ’s middags en heeft de brandweer in de drie kwartier, dat de brand woedt, blijkbaar niets kunnen uitrichten om het vuur tot de toren te beperken.
Ook volgens de kerkrekening van 1469/1470 is de schade aan het gebouw desastreus: (…) de kercke van dezer stede, die al ghesilgiert (totaal verwoest) es van den brande ende bliicxeme (..).
De kroniek van de Axelse kapelaan Jacop de Hont, een halve eeuw na de brand geschreven, opent melodramatisch met Fulminis incensa fleat Hulst vi tecta sacrata (dat Hulst het heilige dak bewene) door de kracht van de bliksem in brand gevlogen. Wat er nog restte van het gebouw, was volgens De Hont de moeite niet, zo blijkt uit nog twee tekstfragmenten:
Int zelve jaer (1469) op den derthien dach (5 januari) verbernde de kerke van Hulst huut ghenomen de capelle van Hughe Myl ende thelich graf ende daer smolten vanden brande 10 scoon clocken ende dit quam van den donder ende blixem (…)
Int jaer 1469 tvridaechs op eenen derthiendach Verbernde tHulst de kerke gheheel zo men sach (…) 5.
Afbeelding 30 (vervolg vaan afb. 29) (nieuwsblad.be)
Als de spits kort na vier uur instort (de romp zonder spits is midden boven zichtbaar) staat heel het gebouw in lichterlaaie. De brandweer is dan al lang gestopt met blussen en kan, ondanks het relatief zeer moderne materieel, het gebouw alleen maar gecontroleerd laten uitbranden. Brandbestrijders van de kerkbrand in Hulst in 1469 met hun emmertjes, waterkuipen, ladders en brandhaken, deden het niet slechter.
In het beknopte bericht van Jacob van Lansberghe, burgemeester van Hulst, ruim twee eeuwen later, is de catastrofe nog veel groter:
In den jaere 1468 is dese KerksThoorn door ’t vuyr des Blixems sodanigh aengesteecken, dat met deselve by nae de geheele Stadt en verscheyde Hofsteden (boerderijen) van buyten sijn vernielt en afgebrant 6.
- GAH, 368-418 (1409-1695), kerkrekening 1468-1469, fol. 23ro.
- In de kantlijn van de kerkrekening 1468-1469 folio 23ro is in het Latijn en Frans bijgeschreven: Transeat pour cette fois. Qu’ils ne paient plus où il n’est nulle cloche = (de betaling) voor één keer toegestaan; maar daarna betalen zij (de kerkmeesters) niet meer, want er is geen klok meer; De eerste uitbetaling van loon voor werk na de kerkbrand was voor opperman (metselaarsknecht) Lippin Ruten, die elf en een halve dag ononderbroken metselde tot Maria Lichtmis, 2 februari 1469. De laatste dag van de brand kan dus niet later zijn dan 12 dagen vóór 2 februari, nml. 22 januari 1469. Hiermee in strijd is de doorbetaling van loon van de orlogemeester (uurwerkmaker) zine wedde en van meester Ghiis, de orgeniste over den dienst van den orghele over januari. Echter, net als bij de klokkenluiders kan hier van doorbetaling na de brand sprake zijn.
- GAH, 368-418 (1409-1695), kerkrekening 1468-1469.
- GAH, 368-418 (1409-1695), kerkrekening 1469-1470.
- Jacop de Hont, in: Mul, A. de, blz. 96.
- Lansberghe, J. van, blz. 47-48.