Een rondje schamppalen
Gepubliceerd door Myra Stals op
Een rondje schamppalen
Schamppalen (synoniem: schampsteen, stootsteen, schutpaal, keerpaal) behoorden in het straatbeeld van de stad van weleer tot het standaard openlucht-meubilair. Zij moesten – met name op hoeken – gebouwen en voetgangers beschermen tegen aanrijdingen als gevolg van haastige en onhandige manoeuvres van bestuurders van karren, wagens en koetsen, die met hun hoge wielen en soms vér uitstekende aseinden voor aanzienlijke schade konden zorgen. De schamppalen stonden schuin naar de bebouwing toe verankerd in het wegdek. Je kwam ze tegen op straathoeken, vóór verhoogde stoepstenen, stoephekken, stoepkettingen, brugrelingen en aan weerszijden van de ingangen van koetshuizen en inrijpoorten. Voerlieden konden de met opzet ‘in de weg’ staande hinderpalen maar beter ontwijken, want bij een frontale aanrijding met de wielen langs de rechterkant van de paal was de schade aanzienlijk. Een aanrijding met een van deze obstakels aan de straatkant kende door het ‘schampend’ effect veel minder risico, omdat een wiel daar gemakkelijk van de paal afgleed. De schamppalen zelf moesten wel tegen een stootje kunnen en het geijkte materiaal bestond dan ook uit harde natuursteen en zwaar gietijzer. Een slimme vondst was het hergebruik van afgedankte kanonnen, die met hun dikwandig metaal en ronde vorm bijzonder geschikt waren.