4.2 Het tweede Franse decennium (1806-1814)
4.2.1 Twee typen burgemeesters in één stad
In het tweede decennium van de Franse overheersing (1806-1815) is van de politieke activiteit van Gallandat slechts heel globaal iets bekend.
Twee bronnen aan het begin en einde van dit tijdvak (1 januari 1808 en 20 januari 1813) tonen aan, dat hij nu wel zitting had in het plaatselijke bestuur van Hulst. In beide archiefstukken wordt Monsieur Isaac Henry Gallandat benoemd in de functie van adjoint-maire (mede-burgemeester) door Henrij Ferdinand Van Raden Maire (burgemeester). Bij de benoeming tot mede-burgemeester in 1808 is expliciet sprake van Continué dans cette fonction (herbevestigd in deze functie), hetgeen inhoudt, dat hij tenminste een deel van dit decennium locoburgemeester van Hulst was 1. We moeten hierbij wel steeds bedenken, dat het benoemen in ambten geen zelfstandige keus van de plaatselijke bestuursfunctionarissen was, maar uitsluitend geschiedde in opdracht van de Franse heerser. Het is ook de Franse machthebber geweest, die op enig moment had besloten, dat de burgemeester van Hulst officieel een loco-burgemeester naast zich kreeg.
Tussen 1806 en 1823 was Isaac Gallandat ononderbroken plaatsvervangend burgemeester van Hulst. Tijdens deze zeventienjarige periode waren hij en ‘president-burgemeester’ Van Raden tot elkaar veroordeeld. Hendrik Ferdinand van Raden was tot aan de binnenkomst van de Fransen in 1794 legerofficier in dienst van Republiek geweest. Hij had zich kennelijk erg snel aangepast aan de situatie onder Frans bewind en zich daarbij weten te verzekeren van de gunst van de nieuwe machthebber. Binnen tien jaar had hij zijn machts- en inkomenspositie en inherent hieraan zijn sociale status aanzienlijk vergroot.
Afbeelding 60 (Rijksdienst voor het cultureel erfgoed, april 2002, foto IJ. Heins)
Het voormalige refugium (vluchthuis) in Hulst van de abdij van Baudeloo te Sinaai (B). Van Raden verruilde de door hem bewoonde woning in de deftige Steenstraat voor het nog respectabeler pand van het eertijdse refugium, het zgn. Hof van Baudeloo
Of Van Raden de maatschappelijke ladder meer heeft bestormd op grond van zijn bestuurlijke kwaliteiten of veeleer door, diplomatiek laveren, opportunisme en raffinement, de bronfragmenten onthullen een weinig sympathiek persoon. Met een flamboyante levensstijl en helemaal thuis in de hogere kringen vertoefde hij bij voorkeur in zijn lusthof te Zande, waar hij ‘vrienden van stand’ kon onthalen op etentjes en jachtpartijen in de polder.
Afbeelding 61 (Buijsrogge, C; Sponselee, G. blz. 54, gouache van Antoine Ignace Melling, 1812)
Het gebied van de voormalige uithof ‘Hof te Zande’ van de abdij van Duinen was na de verovering van Hulst door Frederik Hendrik in 1645 door hem in beslag genomen. Op dit ‘kroondomein’ werd bij Kloosterzande een heuse lusthof gebouwd, waaromheen een heerlijk park kwam, waarin het aangenaam toeven was. Ignace Melling, die tijdens een rondreis korte tijd in Hof te Zande bij Van Raden logeerde, heeft de pastorale uitstraling in zijn schilderij goed getroffen. Geen wonder dat Hendrik van Raden als rentmeester van het kroondomein veel liever in zijn ambtswoning te Zande vertoefde, dan als burgemeester van Hulst de raadsvergaderingen bijwoonde. Het statige pand werd op 4 november 1856 verkocht voor afbraak.
In de uitoefening van zijn burgemeesterschap koos Hendrik van Raden berekenend alleen de lusten en wentelde de lasten af op loco-burgemeester Gallandat. In de raadsvergaderingen verscheen hij bij voorkeur alleen als er belangrijke besluiten werden genomen en wanneer hij bij ceremoniële plechtigheden een centrale rol kon spelen. De helft van de tijd ontbrak zijn naam dan ook op de presentielijst. Op allerlei manieren speelde hij zich met uiterlijk vertoon in de kijker. Bij het ondertekenen van ambtelijke stukken plaatste hij ‘membre de Legion d’Honneur’ (lid van het Legioen van Eer) achter zijn naam. Dit opgetuigd adjectief prijkte ook in de correspondentie en notulen, die Gallandat als mede-burgemeester namens Van Raden heel vaak vanwege diens veelvuldige afwezigheid ondertekende. Refererend aan zijn Duits-Saksische origine moest Van Raden Von Raden worden met eigenmachtige en onrechtmatige toevoeging van de adellijke titel ‘baron’.
Afbeelding 62 (Archives Nationales, Parijs, Dossier LH/2256/43)
De officiële inschrijving van Hendrik Ferdinand van Raden als lid van het Franse Legion d’Honneur (Legioen van Eer.) Dit op 19 mei 1802 door Napoleon Bonaparte in het leven geroepen ereteken was en is nu nog de hoogste Franse onderscheiding, die alleen wordt toegekend bij uitzonderlijke verdiensten op militair en burgerlijk gebied. Het document vermeldt jammer genoeg niet welke grootse prestatie(s) Van Raden voor dit ongekend hoge eerbewijs heeft verricht.
Afbeelding 63a (GAH SA 583 FT, 01-03-1812)
De grote meerderheid van uitgaande stukken en publicaties van de gemeenteraad tijdens de Franse overheersing, werd ondertekend door vice-burgemeester Gallandat vanwege de afwezigheid van president-burgemeester Van Raden. Aanvankelijk formuleerde hij nog neutraal ‘bij absentie van’, zoals in dit het voorbeeld.
Afbeelding 63b (GAH SA 583 FT)
Het duurde echter niet lang of er kwamen bedekte aanwijzingen bij in toevoegingen als ‘niet in de stad zijnde’, ‘op zijn Hof te Zande’, ‘absent par vacances’ en – zoals in dit document – ‘absent par congé’ (wegens vakantie).
Afbeelding 63c (GAH 1040, brief nr. 692, 01-05-1820)
In Gallandats meer persoonlijke correspondentie klinkt zijn afkeuring soms iets meer door, zoals in het verzoek aan raadslid Leonard Koning om hem als burgemeester te vervangen, omdat hij geen beroep kan doen op Van Raden, die ‘zich meestentijds op den Huize te Zande ophoudt’.
De bronnen hebben niet prijsgegeven, waarom Hulst behalve een burgemeester ook een officieel aangestelde vaste loco-burgemeester kreeg, maar het is niet ondenkbaar, dat Van Raden hier zelf de hand in heeft gehad met het doel om zijn ambt te verlichten.
In schril contrast met de zelfingenomenheid en het opportunisme van de president-burgemeester stond Galllandat’s bescheidenheid en ethische opvatting van zijn bestuursambt. Uit de notulen blijkt, dat hij zelden ontbrak in de raadsvergaderingen en veel schrijfwerk naar zich toe trok. Zoveel mogelijk kwam hij ter zitting met vooraf gemaakte concepten van uitgaande stukken, zodat veel lopende zaken snel konden worden afgewikkeld. Als Gallandat al op de voorgrond trad, gebeurde dit in het belang van de stad en zijn inwoners. Bij zeer urgente kwesties en in dreigende omstandigheden toonde hij zich in tegenstelling tot Van Raden vastberaden en onverschrokken. Ook al deed hij feitelijk bijna al het burgemeesterswerk, het tekent hem, dat er van zijn kant geen openlijke schriftelijke kritiek op zijn president-burgemeester kwam. Slechts eenmaal, toen Van Raden het naar zijn mening echt te bont maakte, veegde hij hem ongenadig de pan uit (zie par. 5.1). Voor zijn onbaatzuchtige werkzaamheid in zijn relatief lange carrière ontving Gallandat nooit openbare erkenning of enig ereteken.
Afbeelding 64 (GAH 1040, brief nr. 692, 01-05-1820)
Tijdens zijn ambtsperiode in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden draaide Gallandat niet meer om de werkelijke verhoudingen heen en ondertekende hij met ‘de burgemeester’.