4.1 Waas over het Waasland
In augustus 1914 was het aantal vluchtelingen uit België naar Hulst weliswaar gestaag toegenomen, maar desondanks kwam de massale uittocht van bewoners van het Land van Waas op 4 september en de dagen erna totaal onverwacht en dus was men er niet op voorbereid.
Naar de oorzaak van de uittocht kon Het Hulsterblad op 7 september slechts gissen: Over de toestand der laatste dagen werden geen tijdingen meer ontvangen. Tot Donderdag heeft men hier en in de omgeving dagelijks kanonschoten gehoord, maar niemand, ook niet de uit België komende personen, weet te zeggen wat er gaande is. Gisteren namiddag (d.i. 4 september) zijn hier vele vluchtelingen aangekomen uit den omtrek van Dendermonde, welke stad door de Duitschers zou zijn bezet. De editie van 12 september berichtte hier verder over: Die stroom van uitwijkelingen duurde den ganschen nacht en de volgende dagen voort, doch wies op schrikbare wijze Maandag (7 september), toen in St. Nicolaas de nadering van den vijand werd gealarmeerd. Wat de uittocht precies in gang had gezet, is niet zeker. Misschien was een gerucht van de optrekkende Duitse gevechtsmachine naar het noordwesten van België al voldoende. Feit is wel, dat er als voorbereiding op de verovering van Antwerpen een omtrekkende beweging plaatsvond, in het kader waarvan Dendermonde op 4 september werd ingenomen. Dit ging met de gebruikelijke gruweldaden gepaard tegenover in de stad achtergebleven bewoners.
Waar het ook aan gelegen heeft, een deel van de bevolking van het Land van Waas stortte zich over de grens van oost Zeeuws-Vlaanderen. Met een Nederlandse regering, die tegen zijn zin en weinig beleidsmatig het vluchtelingenprobleem nog steeds eerder aanzag dan aanpakte, lag er in Hulst geen rampenplan klaar. Omdat er ook vanuit het gemeentebestuur een initiatief achterwege bleef, kwamen enige notabelen op zaterdagmorgen 5 september tijdens hun koffie-uurtje in actie, begaan met het lot der honderden vluchtelingen, die Vrijdagmiddag en geheel den nacht uit de omstreken naar hier kwamen toe gestroomd. Zij lieten een omroeper bij bekkenslag door Hulst rondgaan om stadgenoten uit te nodigen voor een oprichtingsvergadering om 12.00 uur van een steuncomité 1.
Op deze bijeenkomst werd meteen een bestuur gevormd, bestaande uit bierbrouwer Henri Maertens, voorzitter; deurwaarder August Poppe, secretaris-penningmeester en arts George Vogelvanger, tweede secretaris. Burgemeester, militaire commandant, deken-pastoor en predikant werden slechts eereleden, zodat de burgerlijke overheid, het militaire gezag en de kerk buiten de organisatie stonden. Met name de buitenspel-positie van burgemeester Frans van Waesberghe was ongewoon; in vrijwel alle latere Zeeuwse steuncomités was de burgemeester de feitelijk leidinggevende. En zelfs waar een comité ontbrak, nam de burgervader, al dan niet met wethouders deze taak op zich 2. Later zou blijken dat deze afwijkende structuur van de hulpverlening voor specifieke problemen zou zorgen.
Hulst was de eerste gemeente in Zeeland, waarin door middel van een plaatselijk comité voor de vluchtelingenopvang werd geprobeerd enige structuur in de chaos aan te brengen. Dergelijke burgerinitiatieven werden in Zeeland pas genomen vlak voor of tijdens de grote uittocht als gevolg van de aanval op Antwerpen begin oktober.
Afbeelding 17 (foto uit privébezit Willem August Poppe).
August Clemens Marie Poppe (1871-1932) was deurwaarder bij het kantongerecht in Hulst en bij het arrondissementsgerecht te Middelburg en in de lokale politiek een tijdlang gemeenteraadslid. Hij was een van de drie initiatiefnemers voor de oprichting van een steuncomité voor Belgische vluchtelingen in Hulst. In deze organisatie bleek hij de belangrijkste stuwende kracht, ook toen na verloop van tijd de belangstelling en inzet bij de andere comitéleden en de aangestuurde vrijwilligers verflauwde.
Het organisatietempo van de comitéleden lag op de dag van oprichting erg hoog, want anders dan in augustus was het aantal nu behoorlijk veel groter en bevatte het veel meer berooide vluchtelingen. De taken werden per tweetallen comitéleden verdeeld. Twee van hen regelden een snelle huis-aan-huiscollecte en organiseerden de opvang voor de komende nacht. Zij zochten hiertoe dames met naaimachines aan voor het maken van stroozakken met katoenen overtrek en hoofdkussen van kaf en de spontaniteit was zo groot dat men ‘s avonds kon beschikken over 64 bedden met peluws en behoorlijk deksel (dekens). Een ander comité-duo had drie ongebruikte bovenlokalen van de openbare lagere school in de Lange Bellingstraat en de getuigenzaal van het Kantongerecht in ‘s Landshuis in de Steenstraat losgekregen als slaapgelegenheid. De zoektocht naar nachtverblijven viel niet mee, want vrijwel alle (min of meer) geschikte onderkomens waren bezet door militairen en meer gegoede vluchtelingen. Een paar dagen later kwam ook nog het wachtlokaal van de marechausseekazerne achter ’s Landshuis ter beschikking 3.
Voor de inwendige mens was de remise van bestuurslid George Vogelvanger herschapen in een gaarkeuken annex schaftlokaal. Van de opbrengst van de collecte, ƒ. 501,81 en Bfr. 445,45 genoten die avond 57 mensen een warme maaltijd. ‘s Anderendaags was het aantal bedden door nijvere handen gekomen op het aantal van 128, elk bed bestemd voor twee personen (sic!).
Spoedig werden nog twee hospitaaltenten, een voor zieken en kraamvrouwen en een voor besmettelijke ziekten opgesteld in een der bolwerken.
Vanaf de dag van oprichting werden de door het comité onderhouden onvermogende vluchtelingen netjes ingeschreven op een Lijst van personen aan wie nachtverblijf is verleend. Dit register loopt ononderbroken door tot 8 oktober 1914, de dag dat Hulst werd overspoeld door de gigantische exodus als gevolg van de beschieting van Antwerpen. Met zo’n zondvloed aan mensenmassa’s was er aan het administreren van behoeftige vluchtelingen geen beginnen meer aan. De bemiddelden onder hen werden werden nog wel ingeschreven in het ambtelijke verblijfregister voor vreemdelingen, waarvan het steuncomité een duplicaatlijst bijhield. Onbemiddeld en bemiddeld bleven dus aparte rubrieken van uitgewekenen.
Op zondagmorgen 6 september konden de gevluchte Belgen, uit dankbaarheid voor de tijdige vlucht, de behouden aankomst en gastvrije ontvangst meteen ter kerke. Het rooms-katholieke deel van de ‘simultaankerk’ bleek door de grote toeloop naar de diensten, vooral de hoogmis, te klein en het Hulsterblad kondigde aan dat op zondag 13 september een speciale mis voor de gevluchten zou worden gehouden.
Afbeelding 18 (beeldbank.cultureelerfgoed.nl documentnr. 3628; foto uit juli 1919).
In 1914 was de Willibrorduskerk nog een ‘simultaankerk’, d.w.z. tegelijk (simultaan) in gebruik door verschillende geloofsgemeenschappen, in dit geval katholieken en gereformeerden. Om dit mogelijk te maken was het gebouw d.m.v. een turfmuur in twee gedeelten gescheiden. De katholieken hadden het gedeelte met het koor en de dwarsschepen in gebruik. Op de foto is het zicht gericht uit het koor naar het westen, waar de doorkijk onder de spitsboog naar de hoofdingang is verdwenen door de scheidingswand. De kerkgangers konden slechts beschikken over de helft van de ruimte van het kerkgebouw, zodat er door de toeloop van de Belgische vluchtelingen regelmatig te weinig plaats was en er in extra missen werd voorzien. Het katholieke deel was op alle wanden voorzien van veelkleurige schilderingen.
Toen na 8 september 1914 de stroom inkomende vluchtelingen duidelijk was afgenomen, kwam het comité voor de tweede keer bijeen voor een eerste evaluatie. Het bestuur ging vanaf nu als koepel fungeren met in zijn portefeuille algemeen beleid, administratie en toezicht. De leden werden in drie ‘subcomités’ – voor voeding, legering en doorzending – ondergebracht 4.
Door het bestaan van het steuncomité werd voor de vluchtelingen de officieuze ‘Dubbele Poort’ een officiële. Bij de aankomst van trein en tram en aan de invalswegen vingen leden van het subcomité voor doorzending hen meteen op. Welgestelden behielden de vrijheid om zelf een onderkomen te vinden, desgewenst met hulp van het comité. De onbemiddelden kwamen direct en niet vrijblijvend onder de hoede van het comité.
In het Verblijfregister, de duplicaatlijst hiervan en de lijst voor het nachtlogies van het comité zijn aanvankelijk de beroepen nog aangegeven in een karakteristieke poging te schiften naar sociale status. Zelfs binnen een beroep zocht men nog naar nuances. Het merendeel van de Waaslanders, dat hier zijn heil zocht was werkzaam in de ambachtelijke sfeer, kleine nering en in huishoudelijke dienst 5.
Ten behoeve van de bemiddelde vluchtelingen, wier aantal in Hulst op dat moment veel groter was dan de minder kapitaalkrachtigen, zorgde men ervoor – niet in de laatste plaats ten bate van de plaatselijke economie – dat Belgisch bankpapier en in België gangbaar goud- en zilvergeld kon worden ingewisseld bij L.S. van Waesberghe-Janssens, als correspondente van de Nederlandsche bank 6.
Afbeelding 19 (Hulst in oude ansichten, deel 1; foto uit 1914).
De Belgische vluchtelingen konden hun geld wisselen bij het wissel- en effectenkantoor van Levinus van Waesberghe aan de westzijde van de Grote Markt. Van links naar rechts op de achtergrond: het bankgebouw, de woning van August Poppe (beide zijn afgebroken), het lagere witte huis van Pieter Joseph Brand, de drie geschakelde panden, die samen het hotel Brand vormden en ten slotte uiterst rechts hotel-restaurant De Korenbeurs. Onder de grote groep Belgische uitgewekenen bevinden zich Nederlandse militairen, waarschijnlijk om een oogje in het zeil te houden.
- GAH, Provinciaal Verslag, blz. 214.
- GAH, Provinciaal Verslag, passim.
- GAH, archiefnr. W 59. Niet geordende en niet geïnventariseerde doos m.b.t. de vluchtelingen in Hulst tijdens de
Eerste Wereldoorlog. Hierin o.m. een ‘Lijst van personen aan wie nachtlogies is verleend’. De lijst lijkt zeer nauwkeurig ingevuld, maar is echter alleen bijgehouden tot 8 oktober 1914. Voor de periode tot en met oktober 1918 bestaat alleen het vreemdelingenregister, dat eveneens onvolledig is bijgehouden. Correspondentie tussen Hulst en de Provincie berust geheel op archiefstukken uit W 59. - Zie voor de samenstelling en taakverdeling van het steuncomité de bijlage
- GAH, Verblijfregisters 1914. Voorbeelden van de nuancering zijn onder meer 1. dienstbode, dienstmeid,
dienstknecht, werkmeid. 2. Naaister, knoopster, breister, machinebreister en modiste. 3. Handelaar, koopman, negociant, nijveraar. - Het Hulsterblad 19 september 1914.