5.4. Met zachte drang
Op 19 oktober 1914 verscheen in het Hulsterblad een openbare bekendmaking van burgemeester van Waesberghe, die op grond van de staat van beleg eerst voor censuur langs de plaatselijke militaire commandant was gegaan. De mededeling vloeide voort uit de circulaire van het Ministerie van Binnenlandse Zaken van 17 oktober, waarin de gemeentebesturen de opdracht kregen de terugkeer van de vluchtelingen te bevorderen: de Burgemeester van Hulst brengt ter algemene kennis dat de mededeeling is ontvangen dat het Duitsche opperbevel de terugkeer van de Belgische Vluchtelingen heeft toegestaan en raadt hun daarom rustig aan naar hunne woonplaatsen terug te keeren. Dit soort proclamaties verscheen in alle gemeenten met vluchtelingen, het directe resultaat van intensief diplomatiek verkeer in de tweede oktoberweek tussen het Antwerps gemeentebestuur, de Nederlandse regering en de Duitse bezettingsmacht in België. Voor de laatste was iedere leegloop in België uit economisch oogpunt zeer ongunstig.
Afbeelding 38 (regionaalarchieftilburg.nl)
De Belgische burgervluchtelingen in Nederland, van wie het aantal door de aanval op Antwerpen plotseling drastisch was toegenomen, moesten volgens de Nederlandse regering en de Duitse autoriteiten in het bezette België zo snel mogelijk naar hun woonplaatsen terugkeren. De groep uitgewekenen hier op de foto bevindt zich in de trein, klaar voor vertrek 1. Vóór het treinrijtuig poseren (vermoedelijk) enkele van de alom aanwezige leden van steuncomité’s, die hulp boden, waar zij konden. Deze zuiderbruren gingen dankzij hen niet met een lege maag huiswaarts.
In geen enkele officiële bekendmaking, die opriep tot terugkeer naar België, werd de specifieke doelgroep bij name genoemd, maar de aansporing was uitsluitend voor de behoeftigen onder de vluchtelingen. Er werd alles aan gedaan om hen door middel van positieve stimulansen ertoe aan te zetten om te vertrekken. De Nederlandse overheid betaalde de treinkaartjes tot de Belgische grens, de Duitse bezetter de verdere reis in België. In Zeeland gold bovendien ook nog reisgeldvergoeding voor de tram en voor het vervoer over water. Kranten kwamen (al dan niet op aandringen van burgemeesters) met geruststellende berichten van ooggetuigen, die beweerden, dat het in het bezette België allemaal weer dik in orde was. De Duitse machthebber had zelfs veiligheidsgaranties afgegeven 2. Her en der waren haastig Belgisch-Nederlandse inlichtingenbureaus uit de grond gestampt en werden er sprekers, die het vertrouwen konden hebben van de gevluchte Belgen, rondgezonden.
Het kabinet-Cort van der Linden beproefde deze fluwelen tactiek in meerdere circulaires ook bij de burgemeesters, die verzocht werden de vluchtelingen met zachte drang tot terugkeer te bewegen. Ook werd bij de gemeentebesturen de lijmstok gehanteerd met de belofte om alle kosten in verband met de terugkeer van de uitgewekenen te vergoeden.
Het toch weer vage woordgebruik ‘zachte drang’ zorgde voor heel uiteenlopende interpretaties. Er waren gemeenten, die het begrip gelijk stelden aan het nemen van straffe maatregelen, waarbij enkele burgemeesters het wel heel bont maakten door de vluchtelingen te bevelen om direct op te stappen 3. Andere, zoals in Hulst, oefenden juist helemaal geen drang uit. Burgemeester Van Waesberge liet aan het provinciebestuur als reactie telegraferen 4: Commissaris Koningin Middelburg Menschen vertrouwen de zaak nog niet wenschen vooreerst nog af te wachten gisteren werd het kanon weer gehoord hetgeen niet geruststellend werkt vele mannen willen eerst een kijkje nemen en daarna besluiten Burgemeester van Hulst Van Waesberghe 5.
Afbeelding 39 (De Roodt, blz. 150)
Ook na de massale toevloed van Belgische vluchtelingen begin oktober 1914 bestond de opvang grotendeels uit goedbedoelde, maar volkomen ontoereikende provisorische onderkomens. De ontheemden op de foto zitten in de kale onverwarmde kamer van een leegstaand pand met een minimum aan stro op de grond voor de nacht. Ondanks de veelal belabberde huisvesting en de ‘zachte drang’ gaven velen er toch de voorkeur aan in Nederland te blijven.
Door de voorspoedige onderhandelingen met de gemeente Antwerpen en de Duitse bezetter in België sprak premier Cort van der Linden triomfantelijk al erg vlug van De Groote Terugkeer naar België dagen. Maar hij had te vroeg hoera geroepen. Van hen, die inderdaad naar hunne haardsteden waren gegaan, keerden er weer heel wat terug, vaak met medeneming van anderen 6. Door de verhalen, die zij meebrachten, hadden de achterblijvers in Nederlanden geen enkele reden meer om te vertrekken. Veel huizen in België waren verwoest of uitgeplunderd, vee was gedood, gestolen of in beslag genomen, ondanks de schone beloften bestond er een grote werkloosheid en de Duitse bezetter werd gewantrouwd en gevreesd.
Eerst nu, het was inmiddels al november geworden, kwam dan eindelijk het besef, liet de Nederlandse regering de afwachtende houding varen en ging zich noodgedwongen instellen op een bestendig verblijf van een groot aantal ontwortelden.
- Op de website van het regionaal archief Tilburg behoort deze foto tot een serie, waarin de passagiers in de rijtuigen bijna allemaal rustig en met velen tegelijk uit de ramen van de personenwagons kijken. Ervóór poseren kennelijke hulpverleners en zeer gegoede personen. De fotograaf heeft rustig de tijd kunnen nemen om scherpe en overzichtelijke foto's te maken. Bij de aankomst van de op de vlucht geslagen angstige Belgen op stations begin oktober 1914 ging het er - ook volgens veel foto's - veel chaotischer toe.
- De Roodt, blz. 162, 164
- De Roodt, blz. 165
- Niet rechtstreeks aan Den Haag, maar conform de bestuurlijke trechter aan de Commissaris van de Koningin, die op zijn beurt de centrale overheid moest inlichten
- GAH W 59, telegram van de burgemeester van Hulst aan Commissaris der Koningin van 19 oktober 1914.
- Bossenbroek, blz. 26. Zo'n 200.000 personen keerden in eerste instantie terug naar België, maar 30.000/40.000 van hen keerden weer om naar Nederland; Van Zanten, blz. 331