5.1 De val van Antwerpen
Zolang de veldtocht in België succesvol was, hadden de Duitse legers de vesting Antwerpen vrijwel ongemoeid gelaten. De sterke ‘rechtervleugel’ maakte volgens plan een omtrekkende beweging door België om de Fransen te omsingelen en in de rug aan te vallen. De ‘slag aan de Marne’ van 6 tot en met 9 september 1914 betekende het beslissende keerpunt in het offensief van de Duitse strijdkrachten. De ‘Pruis’ kon zich gaan instellen op een wellicht langdurige bezetting van België. In het kader hiervan kon het strategisch gelegen Antwerpen niet ontzien worden. Het was niet de bedoeling, dat de tegenstanders van Duitsland de haven bleven gebruiken, zich in de omvangrijke fortengordel konden terugtrekken of hem als uitvalsbasis gebruikten.
Afbeelding 24 (fortengordel.be)
De Antwerpse fortengordel bestond uit een buitenste gordel met 18 forten met schansen (kleinere sterkten) ertussen. De kleinere en oudere binnenste ring bevatte 13 forten en een veldschans. Dit stelsel moest (zo lang mogelijk) voorkomen, dat de zware artillerie de stad zelf kon beschieten. Als extra belemmering konden aanzienlijke gedeelten van het omringende gebied onder water worden gezet. Eerder in de oorlog hadden de beschietingen van de stellingen van Luik en Namen al bewezen, dat het bestaande fortensysteem geen partij meer was voor de eigentijdse zware artillerie. Na de Slag bij de Marne brachten de Duitsers het geduchte geschut over naar de Antwerpse regio. De forten van de buitenste ring konden projectielen tot en met 21 cm doorsnee doorstaan, maar het Duitse veel zwaardere kaliber artillerie maakte er korte metten mee.
De grotere rode stippen stellen de forten voor, de kleinere de schansen. De buitenste gordel lag op het tracé van de huidige Antwerpse Ring. De gearceerde blauwe streepjes markeren de te inunderen gebieden.
Vanaf het begin van de aanval op de Antwerpse vesting op 27 september vertoonde het Belgische leger direct tekenen van uitputting en verwarring en brokkelde de afweer snel af. Omdat er nadrukkelijk geallieerde versterkingen waren toegezegd, werd nog niet tot de voor de hand liggende militaire evacuatie besloten. Wel werd het zwaartepunt van het leger van Antwerpen verlegd naar de regio Oostende-Brugge.
In een ultieme wanhoopspoging kwam op 3 oktober Churchill (first lord of the admiralty) met 3000 manschappen en de belofte van versterkingen naar Antwerpen om de Belgen aan te sporen om stand te houden. Het symbolische legertje en de belofte kwamen veel te laat en het was veel te weinig.
Het inmiddels van het front in Noord-Frankrijk overgebrachte zware geschut kon met zijn granaten de buitenste fortengordel bereiken, terwijl het zelf buiten het bereik ervan stond.
Tussen 28 september en 6 oktober stelde het Duitse schiettuig het ene na het andere fort buiten werking, zodat de buitenste verdedigingslinie systematisch werd opgerold. Het Belgische veldleger trok zich nu per dag verder terug: in de nacht van 6 op 7 oktober achter de Schelde, de nacht erna achter de Durme en op 9 oktober ’s avonds achter het kanaal Gent-Terneuzen. De Belgen hielpen de Duitsers een handje door bij hun terugtrekkende beweging een aantal Antwerpse forten zelf op te blazen.
Afbeelding 25 (lier1418.be)
Het legendarische kanon van de firma Krupp met als bijnamen Dikke , Große of Fleißige Bertha, had een voor een landleger ongekend groot kaliber. Met dit monsterlijke mortier 1 konden granaten van 42 cm doorsnee en een gewicht van ruim duizend pond worden afgevuurd. Krupp had vlak voor de oorlog enkele exemplaren afgeleverd. Voor het beoogde snelle offensief door België was de levering op het juiste moment gekomen. Omdat de projectielen met gemak door drie meter dik beton drongen, konden de forten van Luik en Namen direct worden uitgeschakeld en waren later die van Antwerpen letzelfde lot beschoren.
Op 6 oktober stonden de Duitsers op schootsafstand van het centrum van de stad en omdat het verzoek tot overgave werd afgewezen, begon vanaf 7 oktober laat in de avond de aanhoudende beschieting. Toen de stad zich op 9 oktober toch moest overgeven 2, was bijna de hele bevolking allang in blinde paniek weggevlucht. Overvolle treinen met ontredderde ‘uitwijkelingen’ hadden de perrons van Roosendaal en Bergen op Zoom bereikt. Een deel was via de opgepropte kades aan de Schelde per schip of over de pontonbrug naar St. Anna ontkomen. De minst fortuinlijken – en dat waren de meesten – zagen zich gedwongen te voet de wijk te nemen, een afmattende tocht met op de achtergrond een zich verwijderend apocalyptisch decor.
Afbeelding 26 (dedeadline.wordpress.com)
Een foto uit begin oktober 1914 .
Terwijl de stad onder aanhoudend artillerievuur van de Duitsers ligt, zoeken duizenden radeloze inwoners in totale chaos een goed heenkomen. De Antwerpse kade bij Het Steen (rechtsboven op de achtergrond) is een opgepropt duwende kluwen van een grote mensenmassa en lukraak geplaatste voertuigen. Lang niet iedereen zou vanaf hier per schip een ‘veiliger haven’ kunnen bereiken.
Het lawaai van de Krupp-artillerie en de uit zeppelins op Antwerpen gegooide bommen maakte ook in Hulst een een hels kabaal. Het zwerk was dagen- en nachtenlang akelig oranje gekleurd. Toen ook de petroleumtanks in het havengebied in brand waren geraakt, was de gloed van het inferno van Antwerpen zelfs tot in St. Maartensdijk op Tholen zichtbaar. De Duitsers troffen na de capitulatie een spookstad aan zonder burgerbevolking en militairen, maar met de trieste puinhopen van hun eigen barbarij. De burgerbevolking was goeddeels verdwenen, maar de ca. 30.000 à 40.000 man vestinginfanterie, die de aftocht van het veldleger moest dekken zat in de tang. Door de omtrekkende beweging van de Duitsers via het Waasland konden ze niet naar het Westen en de vijand zette na het innemen van de stad de achtervolging op deze achterhoede in. Voor de ongelukkige Belgische vestingtroepen lag nog maar één vluchtweg open: oost Zeeuws-Vlaanderen 3. De overstelpende menigte van de burgervluchtelingen en militairen uit Antwerpen zorgden in de regio Hulst voor een onvoorstelbaar niet te beheersen chaos..
Afbeelding 27 (stringfixer.com/nl/October_1914).
Een van de vele suggestieve schilderijen met indringende impressies van de verwoestende ramp van de beschieting van Antwerpen begin oktober 1914. Op dit werk van de Duitse kunstschilder Willy Stöwer (1864-1931) proberen Belgische en Britse soldaten in allerlei vaartuigen over de Schelde Nederland te bereiken. Op de achtergrond de apocalyptische 4 vuurstorm als gevolg van het onophoudelijke bombardement op de stad.
- Een mortier behoort tot het krombaangeschut, waarmee projectielen schuin omhoog worden geschoten om doelen achter een dekking vanaf een grote afstand. konden worden beschoten.
- Symptomatisch voor de chaos was het feit, dat de overgave werd getekend door de burgemeester van Antwerpen, omdat met generaal Deguise, die zich in fort Sainte-Marie op de linkeroever had verschanst, geen contact meer mogelijk was.
- 14-18, dl. 2, hfdst. 13, blz. 301-308
- Dit bijbelse woord voor een toestand van 'het vergaan van de wereld' wordt vaak als metafoor gebruikt om een beeld van een grote catastrofe te beschrijven.