Een dubbele poort als vluchtweg
3.2 De eerste vluchtelingen van augustus
Te midden van de ongewone drukte door de toenemende instroom van uitgeweken zuiderburen ‘stoomde’ op dinsdag 4 en woensdag 5 augustus met de tram een bijzondere categorie vluchtelingen de stad binnen:
Ten gevolge van den oorlogstoestand, hebben alle werklieden van hier en uit de omliggende gemeenten, die in Duitschland verbleven, dat land moeten verlaten. Vooral Dinsdag en Woensdagavond bracht de avondtram er velen aan. Hierdoor loopen nu zeer veel menschen om werk te zoeken, dat in den landbouw thans wel zou te krijgen zijn als het weer niet zo tegenging’ 1.
In het kielzog van George Levin (zie par. 2.1) maakten veel Duitse rijksgenoten, Oostenrijkers en ook heel wat Belgen van Duitse en Oostenrijkse afkomst dat ze uit België wegkwamen, bang voor de weerwraak. In overvolle treinen kwamen ze via Maastricht en Roosendaal in Nederland aan. Via de laatste plaats kwamen er op 4, 5 en 6 augustus zeker 60.000 tot 80.000 Nederland binnen. De plaatselijke autoriteiten wisten een groot deel van hen ‘spoorslags’ door te sturen naar het Duitse Goch, maar een onbekend aantal verdween in de mêlee en waaierde uit, ook naar Zeeuwsch-Vlaanderen en Hulst 2. Een vijftiental Belgen van Duitse afkomst meldde zich bij binnenkomst in en vertrek uit Hulst netjes bij de plaatselijke autoriteiten aan, maar dat deed niet iedereen 3.
Gezinnen, die ondersteuning behoefden, waren er aanvankelijk nog maar weinig. De eerste, relatief grote groepen vluchtelingen, die zich van meet af aan en voor langere tijd in Hulst en elders vestigden, waren de gegoeden en rijken. Volgens het in september opgerichte Hulster steuncomité kwamen de bemiddelde zuidergeburen vooral uit het ‘Land van Waas’ en met name uit de omgeving van Dendermonde in een gestage stroom naar hier, zodat eind augustus het hele stadje volgepropt was met financieel draagkrachtige Belgen. Zij maakten, naar verluid 1500 in getal, bijna de helft van de eigen bevolking uit 4.
Afbeelding 11 (digitaal.dezb.nl recordnr. 8826; foto Th. van der Biest).
Op het trottoir voor de voorgevels van de drie aaneengesloten panden, die aan de Grote Markt samen het Hotel Brand vormden, is een groep welgestelde mannelijke Belgische vluchtelingen gezeten. Alle hotels en logementen, maar ook woningen van de plaatselijke elite, waren bevolkt met de graag geziene bemiddelde uitgewekenen. Tussen de twee ramen op de eerste verdieping van het middelste pand prijkt aan de muur het symbool van het hotel: Het Bonte Hert.
De meer gefortuneerde gasten namen vanzelfsprekend alleen genoegen met de beste onderkomens en zij kwamen veel gemakkelijker aan logies dan de minder bemiddelden en de militairen. Omdat zij zichzelf konden bedruipen, kon er met hen goed garen worden gesponnen en ze waren dan ook graag geziene klanten bij de neringdoenden. Het commerciële bloed kroop waar het niet gaan kon en al snel werden aan bemiddelde vluchtelingen en gelegerde militairen (veel) te hoge prijzen berekend. Er was een vet gedrukte officiële proclamatie van burgemeester Frans van Waesberghe voor nodig om de prijsopdrijving te beteugelen: voorts worden de handelaars in levensmiddelen ernstig gewaarschuwd zich niet over te geven aan overvraging wat betreft de prijzen voor levensmiddelen ten behoeve van de bevolking en van de weermacht. De waarschuwing hielp echter niet en werd daarom enige keren herhaald met zwaarder verbaal geschut en het vooruitzicht van sancties. Toen zelfs dat nog geen indruk maakte, werden er enige duidelijke voorbeelden gesteld en dat had veel meer effect 5.
De prijsopdrijving hier was geen op zichzelf staand verschijnsel, maar een symptoom van een landelijke economische crisissituatie. Overal namen mensen het zekere voor het onzekere, stelden hun bezit veilig en hamsterden eerste levensbehoeften. Papieren geld heette niets meer waard te zijn en dit veroorzaakte stormlopen op banken om papieren geld in klinkende munt om te zetten en tegoeden op te vragen. Een deel van deze saldi werd opgepot dat het een lust was en met de rest vormden moeders lange rijen om winkeliers te verlossen van hun voorraden. De prijzen rezen de pan uit, terwijl gemunt geld in ijltempo uit de roulatie verdween. De minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, Treub reageerde met enige economische noodwetten, die de burgemeesters grotere bevoegdheden gaf. Circulaires van hogerhand en daaropvolgende lokale bekendmakingen geven aan dat ook in Hulst de economische situatie verhit was.
Geschrokken van de economische wanorde, in combinatie met het feit dat Limburg al overlopen werd met vluchtelingen, opteerde het Algemeen Handelsblad van 6 augustus voor een landelijk particulier hulpcomité. Het is al veelzeggend, dat op de tweede dag van de oorlog niet de overheid, maar particulieren anticipeerden op het naderende vluchtelingenprobleem. Zij namen de suggestie van het Handelsblad over en stichtten het Nederlandsch Comité tot steun van Belgische en andere slachtoffers van den Oorlog, dat vanwege de lange naam Amsterdamsch Comité werd genoemd. Deze commissie zocht in het begin vooral structuur aan te brengen in de wirwar van spontaan ontluikende plaatselijke en provinciale hulpcomités – het zouden er zo’n 500 worden – en hun contacten met de verschillende overheden te coördineren. Naar goed gebruik moesten collecten de nodige penningen voor de financiering opbrengen, met als eerste gift van regeringswege een schenking van ‘Hare Majesteit’. Het staatshoofd was overigens ook niet te beroerd om een deel van het koninklijk wagenpark ter beschikking te stellen. Hulst en andere grenssteden in de regio zijn regelmatig per ‘royale’ auto aldus bevoorraad.
Afbeelding 12
(Zeeuws Archief, Zeeuws Genootschap, Zelandia Illustrata, deel IV, nr 155-74)
Frans J.L.M. van Waesberghe, burgemeester van Hulst van 1894 tot 1925.
Zijn bestuurlijke positie was tijdens de Eerste Wereldoorlog niet zo benijdenswaardig. Door het uitroepen van achtereenvolgens de ‘staat van oorlog’ en de ‘staat van beleg’ waren zijn bevoegdheden flink uitgehold. Hij moest wijs zien te worden uit en zich houden aan een groeiende hoeveelheid elkaar vaak overlappende en tegenstrijdige overheidscirculaires. Verrassenderwijze maakte hij geen deel uit van het bestuur van het in Hulst opgerichte plaatselijke steuncomité en stond hij daarom bij de organisatie van de vluchtelingenhulp feitelijk aan de zijlijn.
Amper had de burgemeester grotere bevoegdheden op economisch gebied gekregen of de regering verklaarde de drie zuidelijke provincies en Gelderland bezuiden de Waal op 10 augustus in ‘staat van oorlog’ 6. Het Militair Gezag kreeg nu meer bevoegdheden ten koste van het burgerlijke bestuur, een grondwettelijke beperking van de vrijheid voor iedereen. Het Hulsterblad kondigde af dat eenieder die geen gehoor geeft aan den aanroep of het bevel van een schildwacht, zich aan levensgevaar blootstelt en dat het Militair Gezag aan een ieder heeft verboden, berichten en opmerkingen betreffende militaire maatregelen, hetzij dmv de drukpers, of op andere wijze bekend te maken. De burgemeester had alleen nog het recht van overleg, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de krant van 27 augustus 1914:
De Burgemeester van Hulst maakt, in overleg met de militaire overheid bekend.
1. dat de ingezetenen dezer gemeente verplicht zijn om van de opneming van vreemdelingen in hunne woningen, onmiddellijk kennis te geven ter secretarie dezer gemeente.
2. Dat vreemdelingen verplicht zijn ten spoedigste na hunne aankomst te Hulst voor tijdelijk verblijf hunne identiteitsbewijzen ter secretarie te laten viseeren.
Ondanks deze twee verplichtingen bleef de registratie onvolledig en zou even later toch totaal onmogelijk worden toen de hel losbrak na de val van Antwerpen.
- Het Hulsterblad, 8 augustus 1914
- Van Zanten, in Brugmans, blz. 328
- GAH, Verblijfregister augustus 1914, nrs. 1 tlm 15. Uit de vergelijking met andere bronnen blijkt, dat een groot aantal zich niet heeft aangemeld. Nauwkeurige opgave van het aantal en de signatuur van de vluchtelingen is hierdoor onmogelijk.
- Poppe, blz. 214-221. Of dit aantal klopt is lang niet zeker, want de verschillende tellingen leveren alle verschillende aantallen op. Wel staat vast, dat er in Hulst een groot aantal gegoede Belgen voor langere tijd verbleven.
- GAH, Het dossier politie en justitie bevat enkele voorbeelden van veroordeling op grond van de verordening
van de burgemeester. - Bosboom, blz. 302. Na de val van Luik was het duidelijk dat ook noord-België het strijdtoneel zou
zijn en op grond daarvan de situatie voor Nederland hachelijker kon worden.