7. Conclusie
De landelijke trend van particuliere naar overheidsbemoeienis betreffende de hulp aan Belgische vluchtelingen in de Eerste Wereldoorlog is in Hulst met behulp van archiefdocumenten goed te volgen.
Zolang de hulp geen grote problemen opleverde, bleven gemeente, provincie en centrale overheid vrijwel uit beeld en was de opvang organisatorisch en financieel in particuliere handen. In Hulst werd als eerste gemeente in de provincie een steuncomité opgericht, toen hier begin september 1914 voor de eerste keer grote groepen onbemiddelde uitgeweken Belgen zich aandienden. Deze commissie was en bleef tijdens haar functioneren een particuliere instelling, zonder leden uit het lokale bestuur en geestelijkheid. Het comité vervulde een regionale voorbeeldfunctie, toen ook andere gemeenten de opvang dusdanig gingen organiseren.
Als gevolg van de afzijdigheid van de centrale overheid werden de plaatselijke en regionale particuliere hulporganisaties begin oktober 1914 totaal overvallen door de overstelpende volksmassa’s als gevolg van de Duitse aanval op Antwerpen.
Onvoorbereid moest de regering plotseling in actie komen en dat verliep al even chaotisch als de vluchtelingenstroom. Voor de coördinatie werd de bestaande overheidstrechter Rijk→Provincie→Gemeente ingezet en zagen een aantal nieuwe overheidsorganisaties het licht, met de hieruit onvermijdelijk voortvloeiende overlappingen en bureaucratische rompslomp. Aanvankelijk hield de bijbehorende financiering geen gelijke tred met toenemende overheidsbemoeienis en moesten gemeenten vaak geld voorschieten, dat zij lang niet altijd helemaal vergoed kregen.
In Hulst overtrof het aantal vermogende vluchtelingen dat van de onvermogende, uitgezonderd de korte chaotische periode begin oktober als gevolg van de val van Antwerpen. De bemiddelde uitgewekenen werd geen strobreed in de weg gelegd en zij, die door hun geld heen raakten, ontkwamen dankzij subsidiering van het rijk aan de opzending naar de zogenaamde ‘vluchtelingenoorden’ van rijkswege voor de lagere sociale klassen. De behoeftige uitgewekenen moesten krachtens het uiteindelijke centralisatiebeleid van de rijksoverheid worden samengebracht in speciale permanente opvangkampen. Het lijkt erop, dat het steuncomité in Hulst hieraan slechts ten dele gevolg gaf, want de aantallen, die werden opgezonden, waren steeds relatief laag. Dat de burgemeester geen deel uitmaakte van het comité heeft het ontwijken van het doorsturen wellicht een handje geholpen.
Overigens bleef de ‘Dubbele Poort’ als vluchtweg de hele oorlog in stand.