2.1 De meerwaarde van de réfugiés

2. Het erfgoed van vader David Henry Gallandat (1732-1782)

2.1   De meerwaarde van de réfugiés

In het plaatsje Yvonand aan de zuidwestelijke oever van het meer van Neuchâtel in Zwitserland werd op 8 juni 1732 David Henry Gallandat gedoopt, zoon van Martin Gallandat, rechter bij de plaatselijke rechtbank en van Anne-Marguerite de Bruas. Bij zijn geboorte was zijn moeder al 51 jaar oud en David was dan ook haar laatste kind.

Afbeelding 1 (herkomst onbekend)

Een oud, klein en heel vaag kiekje van het geboortehuis van David Henry Gallandat in Yvonand, Zwitserland. De straat met de nog bestaande ouderlijke woning is naar hem Rue Dr. Gallandat genoemd.

Van jongs af toonde de knaap zich bijzonder scherpzinnig en leergierig en het trof in dat opzicht slecht, dat in 1738 aan het gezin met negen kinderen de vader ontviel 1. Opgroeiend in een groot huishouden zonder mannelijke kostwinner leek de kans op hoger onderwijs ver weg voor David, maar zijn moeder bood haar zoon een welkome oplossing door hem naar haar broer Jean Henry de Bruas, arts, chirurgijn 2 en verloskundige in Vlissingen te sturen. Per schip over de Rijn en vanaf Rotterdam met het beurtschip kwam de 12 jarige David op 20 mei 1744 bij zijn oom aan en werd liefdevol opgenomen in diens hechte sociale omgeving van nakomelingen van vooral Franse en Zwitserse refugié-families. Vervolgd om hun geloof, gevlucht voor politieke troebelen, of een combinatie van beide, waren deze immigranten blijvend in de Republiek neergestreken, aangelokt door het gunstige economische klimaat en de relatieve tolerantie. Met de inzet van hun intellect, talenten, vakmanschap, zakeninstinct en de nodige geldmiddelen stelden zij generaties lang hun bestaan zeker, klommen op tot de lokale bourgeoisie en drukten een belangrijk stempel op de cultuur. De vluchtelingenfamilies hadden onderling een hechte band en onderhielden, ondanks de vaak grote geografische afstand, een intensieve onderlinge communicatie.

Afbeelding 2 (Zeeuws Archief, Zeeuws Genootschap, Zelandia Illustrata, deel IV, nr 390) 

De in 1916 onthulde stenen gedenkplaat in het Zwitserse Yvonand op de gevel van het geboortehuis van David Henry Gallandat. De inwoners van dit Zwitserse stadje waren destijds nog duidelijk trots op hun in Vlissingen woonachtige en in West-Europa beroemde stadgenoot.

Ook de familie van Anne Marguerite en Jean Henry de Bruas, afkomstig uit Oost-Frankrijk, had destijds haastig de wijk moeten nemen en de leden waren ten slotte over West-Europa verspreid geraakt 3.
De jonge David had het voor zijn sociaal welbevinden en opleidings- en carrièremogelijkheden niet beter kunnen treffen in het frans-getinte milieu en hij ging dan ook meteen op in de Vlissingse ‘high society’ 4. Zo hield hij aan zijn reguliere kerkgang in de Waalse Kerk 5 een langdurige vriendschap over met de latere predikanten Daniel Theodore Huët en Jona Willem te Water. Bij het zeer welgestelde gezin van koopman in specerijen Jan Bekker en zijn echtgenote Johanna Boudrie was hij kind aan huis. Later zou hij nog een tijdlang corresponderen met hun zoon Laurens en hun dochter Elisabeth, de latere bekende schrijfster Betje Wolff-Bekker 6. Omdat de kinderen Bekker lessen aan de Franse School 7 volgden van het echtpaar Pierre Joly en Esther Ducrocq, kwam hij ook bij hen over de vloer. Bij de Joly’s was hij trouwens niet weg te slaan, niet vanwege het onderwijs, maar omdat er vier heel aantrekkelijke dochters van zijn leeftijd rondliepen 8.
Overigens stond de bekoring van het sociale leven de scholing van de jeugdige  Gallandat niet in de weg, integendeel! Zelf bezocht hij de Latijnse School 9 van rector Johannes Jacobus Wagenaar, die hem – vermoedelijk privé – het voor een academische studie essentiële Latijn bijbracht en hij kreeg naast het normale lesprogramma onderricht in het Nederlands, dat hij nog niet genoeg machtig was. David koos hierna opvallend genoeg niet voor de gebruikelijke voortzetting van een universitaire studie.
Oom Jean de Bruas, die het intellect en de ijver van zijn neef snel onderkende, had zijn leergierige neef al vanaf het begin de grondbeginselen van de geneeskunde en de chirurgie bijgebracht. David ging vooral op in het operatieve werk en het tempo, waarin hij zich theoretisch en praktisch ontwikkelde lag zo hoog, dat hij binnen enkele jaren al zelfstandig operaties uitvoerde. 

Afbeelding 3 (Zeeuws Archief, Handschriftenverzameling nr. 4528)

Op 6 december 1748 kreeg David Henry Gallandat, op grond van de leertijd bij zijn oom Jean Henry de Bruas, van de ‘overdeken’ en ‘dekens’ 10 van het chirurgijnsgilde van Vlissingen toestemming om zich verder in het ambacht te ontwikkelen als ‘gezel’. In onderstaande ‘Leerbrieff’ (certificaat) wordt zijn inzet nadrukkelijk geprezen. Er zouden later nog veel meer getuigschriften met nog uitbundiger lofspraken volgen.

Ook Vlissingen ontving een contingent van deze ongelukkigen, een uitgelezen kans voor de pas 15-jarige David, die onder het toeziend oog van zijn weldoener complexe ingrepen deed met een bedrevenheid, die een ervaren chirurg niet zou misstaan. Aan durf ontbrak het hem evenmin en waar helen niet meer hielp hanteerde de onverschrokken tiener mes en zaag om ledematen te amputeren. Na vier jaar individueel onderricht bij Jean de Bruas zat zijn tijd als leerjongen erop en ontving de heelmeester-in-spe een getuigschrift van het chirurgijnsgilde om zich verder te bekwamen in de konst als Chirurgijns-Gezel11.

Afbeelding 4 (Zeeuws Archief, Handschriftenverzameling nr.4527)

Het diploma waarmee David Henry Gallandat zijn ‘gezellen’-periode met goed gevolg afsloot, waardoor hij nu formeel ‘meester-chirurgijn’ was. De hier gebruikte formulering ‘Opper-Chirurgijn op een Coop Vardij Schip’ wijst erop dat er in Vlissingen een specifieke opleiding tot scheepsarts bestond. Deze vorm van specialisatie was niet ongebruikelijk in de grotere zeehavens voor koopvaardij en marine.

Gemiddeld duurde de leergang in de opleiding tot ‘meesterchirurgijn’ een jaar of acht, maar de schrandere Gallandat had aan tweeëneenhalf jaar genoeg en deed op 15 april 1751 met succes het afsluitend examen bij stadschirurgijn Sülhman. Op grond van zijn gymnasiale basis, zijn chirurgijnsdiploma en zijn uitzonderlijk talent lag een inschrijving aan een  toonaangevende universiteit voor de hand, maar in plaats van een glansrijke academische studie koos David juist de hachelijke, loodzware en relatief weinig gewaardeerde baan, waarvoor hij was opgeleid: scheepsarts.
Zijn eigen interesse voor de heelkunde, de bij zijn oom en anderen gevolgde studie, de voortdurende kennismaking met de medische kant van het zeemansleven in de havenstad Vlissingen, de zucht naar exotisch avontuur, het opdoen van kennis in den vreemde en het jeugdige elan van een 19-jarige kunnen allemaal beweegredenen voor zijn keuze zijn geweest. 

2.2 ‘Viermaal’ is scheepsrecht

2. Het erfgoed van vader David Henry Gallandat (1732-1782)

2.2   ‘Viermaal’ is scheepsrecht

De chirurgijnskist, plunjebaal en proviand konden snel worden ingepakt, want er was vrijwel direct een koopvaardijschip beschikbaar, zodat David Henry Gallandat op 5 mei 1751 aan de gevaarlijkste acht jaren van zijn leven begon. Hij zou, zoals hij later schreef, als opperchirurgijn op diversche Coopvaardie Schepen vier voyages naer Africa en America 1 maken. Hoewel hij geen specifieke namen noemt van de schepen waarop en de handelsmaatschappij(en) waarvoor hij voer, verwijst zijn korte aantekening duidelijk naar de zogenaamde Driehoekshandel 2.

Afbeelding 5 (Encyclopaedia Britannica)

Schematische voorstelling van de buitengewoon lucratieve Driehoekshandel: in alledrie de continenten werd steeds een vette winst gemaakt.

Zolang men het grote assortiment aan calamiteiten, waaronder stormen, piraterij, besmettelijke ziekten, kaapvaart en muiterij, kon omzeilen, waren deze reizen uiterst winstgevend: eerst ging het naar de westkust van Afrika om Europese eindproducten te verruilen voor (met name) goedkope slaven, die op St. Eustatius 3 en elders duur verkocht werden. Met de opbrengst van deze mensenhandel kocht men in het Caribisch gebied – opnieuw relatief goedkoop – tropische producten in, die in de havens van de Republiek der Nederlanden voor veel geld van de hand gingen.

Als scheepsarts kon Gallandat zijn hartje ophalen aan de behandeling van talloze verwondingen als gevolg van het riskante, ruwe en ongezonde leven aan boord.
Na een ontgroeningsritueel kreeg hij enige matrozen te behandelen, die daarbij zowel gewond als dronken waren geraakt en hun scheepsarts loslippig inwijdden in een voorgenomen muiterij door een deel van de bemanning. Juist op tijd konden daarop de scheepsofficieren worden ingelicht.
Aan een naderende orkaan, die in het Caraïbisch gebied 72 schepen naar de kelder joeg, kon het schip ternauwernood ontsnappen. Het vaartuig bereikte tijdig de beschutte Coraal-baay aan het Deensch Eiland St. Jan 4.

Afbeelding 6 (pixels.com, foto Daniel Hedges, 2020).

Panorama van de beschutte Koraalbaai van St. John, een van de Maagdeneilanden in het Caraïbisch gebied. Op David Gallandat’s eerste reis wist de kapitein op tijd een veilig heenkomen te zoeken in deze inham. Tijdens de volgende drie reizen zouden de koopvaardijschepen, waarop Gallandat als scheepsarts meevoer, in nog meer en veel grotere problemen geraken. 

Na ongeveer veertien maanden was David Gallandat weer behouden in Vlissingen aangekomen en hij monsterde na enige tijd aan voor een tweede reis (1753-1755), die hem bijna zijn leven kostte. Aangekomen aan de Guineese kust van West-Afrika om slaven in te slaan, werd de bemanning zo goed als gedecimeerd door de ‘moeraskoorts’. Ook Gallandat ontsnapte niet aan de steekgrage muskieten, was dagenlang  buiten bewustzijn, maar kwam bij kennis op het moment dat de scheepstimmerman al aan de lijkkist voor zijn zielloze en uitgemergelde lichaam was begonnen. Deze aanraking met de dood zette hem ertoe aan de vele ‘vrije tijd’, waarover een scheepsarts tijdens de lange overtochten over de oceaan nu eenmaal beschikte, om zijn eigen belevenissen en alles wat zijn brede geneeskundige belangstelling had in een journaal op te tekenen. De uitgebreide beschrijvingen van symptomen en geneeswijzen van uitheemse ziekten van de zwarten in het Afrikaanse kustgebied en van de slaven aan boord zouden hem later nog goed van pas komen bij zijn artsenpraktijk en wetenschappelijke publicaties. 
De derde tocht (1755-1757)  naar Guinea en Suriname verliep verrassend rustig en gezond, maar dat werd ruimschoots ‘gecompenseerd’ door zijn vierde en laatste zeereis(1757-1758). Aanvankelijk verliep alles prima. De in Guinea gekochte lading slaven was in Suriname van de hand gedaan voor een retourlading suiker, katoen en koffie. Maar op de terugreis naar Europa visiteerden twee Engelse kaapvaarders het schip en brachten het op naar New-Foundland, waar de lading als smokkelwaar in beslag werd genomen. Elf dagen na het vertrek uit dit Roofnest 5 raakte het vaartuig verzeild in een driedaagse vliegende storm. Door hoog overslaande golven verdwenen eerst kompas, roer – inclusief de eerste stuurman – en sloepen naar de diepte, gevolgd door de met opzet overboord geduwde kanonnen om zinken te voorkomen. Voor dit doel werd ook de grote mast omgehakt, die echter in zijn ongelukkige val een gapend gat opende voor het zeewater. Het touwwerk van de voorste mast was inmiddels zo in de knoop geraakt, dat het schip begon te kapseizen, omdat de zeilen niet konden worden gereefd. De kapitein beval de matrozen de fokkemast in te klimmen, maar geen van hen durfde de klauterpartij aan, behalve Gallandat!  Daarop vloog de ene na de andere varensgast het want in, blijkbaar bang om zowel schip als scheepsarts te verliezen. Toen het noodweer plotseling ophield dreef het totaal onttakelde vaartuig curieus genoeg nog steeds en bereikte het buiten verwachting rond kerstmis 1758 Vlissingen. Voor David Gallandat was het nu definitief ‘viermaal’ is scheepsrecht’ 6.

Afbeelding 7 (rijksmuseum.nl, Willem van de Velde, De Windstoot, driemaster op een hoge golf – detail; collectienr. 6384)

Langs de deinende touwladder via het want naar een hoge ra klimmen om het zeil te reven (oprollen en vastzetten) gold voor een geoefend matroos als een routineklus. Hetzelfde werk verrichten tussen zwiepende tuigage en wapperend zeildoek in een vliegende storm, was ook voor ervaren zeelui levensgevaarlijk, laat staan voor een scheepsarts.
Als er iets waar is van de overlevering, toonde David Gallandat veel lef met zijn klim. Bij zijn zoon Isaac Gallandat treffen we onverschrokkenheid als karaktereigenschap in een andere vorm later ook aan in Hulst.

Een zelfgemaakte schets van het geruïneerde vaartuig in zijn latere werkkamer zou hem blijvend herinneren aan zijn miraculeuze redding door de Voorzienigheid.

2.3 Stoomcursus in het medische Mekka

2. Het erfgoed van vader David Henry Gallandat (1732-1782)

2.3   Stoomcursus in het medische Mekka

Bijna alle korte levensbeschrijvingen  van David Gallandat houden ons het beeld voor van een man, die behouden, maar totaal berooid en gedesillusioneerd van zijn vierde zeereis terugkeerde. Niet alleen weerspreken de feitelijke gegevens deze lezing, maar ze strookt ook absoluut niet met Gallandats karakter.
Meteen na afloop van het zeemansleven begaf hij zich voor een academische opleiding naar Parijs, destijds het Mekka van de innovatieve geneeskunde. Het professorenkorps in de anatomie aldaar genoot nationaal en internationaal een grote reputatie1. Vóór zijn vertrek naar de Franse hoofdstad in februari 1759 wees hij Laurens Bekker aan tot zijn financiële zaakwaarnemer tijdens zijn afwezigheid en dus kan hij allerminst platzak zijn geweest. Uit zijn correspondentie met deze broer van de schrijfster Betje Bekker blijkt, dat hij in zijn zeemanstijd zoveel had verdiend, opgepot en ten dele zelfs belegd, dat hij zijn vervolgstudie zelf kon bekostigen2.

Getuige zijn briefwisseling genoot de inmiddels 26-jarige student met volle teugen van het mondaine en frivole leven in de Uytmuntende Wereldstad Parijs: bij een feestelijke manifestatie zag hij de koning van nabij, verwonderde zich over rariteiten op de jaarmarkt, vond de rituelen van de Roomse religie uitingen van een ergerlijk bijgeloof en was apetrots op een ontmoeting met de filosoof Jean-Jacques Rousseau3.

Hoezeer Gallandat zich ook in het studentikoze uitgaansleven mag hebben ondergedompeld, hij rondde door zijn planmatige aanpak binnen het van maart tot maart lopende cursusjaar liefst elf collegeblokken met goed gevolg af.

Afbeelding 8 (Zeeuws Archief, Handschriftenverzameling nr. 6263)

De eerste bladzijde, gedateerd  28e Fevrier 1759, van een reeks medische aantekeningen in het Frans uit de periode 1759-1765 in het handschrift van David Gallandat. Zoals blijkt uit de aanhef volgde hij colleges in de chirurgie in het ‘Hôtel des Invalides’, een door Lodewijk XIV gesticht omvangrijk zorgcomplex voor de vele verminkte militairen uit zijn talrijke oorlogen. Eind 18e eeuw genoot het ziekenhuisgedeelte met een eraan verbonden chirurgische opleiding een grote internationale bekendheid. Het feit dat Gallandat, twee maanden na de thuiskomst van zijn laatste zeereis, hier al ijverig collegedictaten zat te pennen, wijst eerder op iemand met een grote motivatie en planmatigheid, dan op een ontgoochelde jongeman zonder richting en doel, zoals een aantal levensbeschrijvingen doet geloven.

Afbeelding 9 
(pietondeparis.canalblog.com/archives; foto van het Hôtel Dieu vóór de afbraak in 1876)

Naast de theoretische colleges volgde Gallandat veel praktijklessen in verschillende ziekenhuizen in Parijs, o.m. in het Hôtel Royal des Invalides, het L’hôpital de la Charité en in een speciale vrouwenkliniek, het Hôtel Dieu (foto  onder). Met name door de combinatie van theorie en praktijk onderscheidde het universitair medische onderwijs in Parijs zich destijds van andere Europese universiteiten.

Een half jaar na zijn komst naar de Franse hoofdstad schreef hij al aan het thuisfront, dat hij zich als arts in Vlissingen wilde vestigen en in januari 1760 kondigde hij zijn naderend vertrek aan. Nadat hem in maart de twee laatste getuigschriften waren uitgereikt, reisde hij meteen af naar Vlissingen. Hij had slechts aan één jaar genoeg om alle voor de studie medicijnen verplichte collegeblokken te volgen, inclusief een aantal lessenreeksen uit interesse4. Voor ieder ervan kreeg hij certificaten uitgereikt, die zonder uitzondering een zeer goede kwalificatie meekregen.

Afbeelding 10 (Zeeuws Archief, Handschriftenverzameling nr. 4526)

De elf aan David Gallandat uitgereikte ‘testimonia’ (studiecertificaten) voor de met goed gevolg afgelegde medische cursussen aan de Académie Royale de Chirurgie te Parijs bestaan deels uit een voorgedrukte standaardtekst en deels uit handgeschreven exemplaren. Het hieronder afgebeelde voorbeeld is het ondertekende handgeschreven document van professor André Levret, die woorden tekort komt om zijn student te bewieroken: (het middendeel in vertaling) “hij heeft zich onderscheiden in alle proefstukken, die hij heeft moeten maken, alsook in zijn ijver, aandacht, intelligentie en de onder mijn supervisie betoonde handvaardigheid bij bevallingen, waaronder zelfs de meest complexe”.

Om in Vlissingen als bevoegd geneesheer te mogen werken, zou Gallandat aansluitend de afsluitende examens moeten doen en promoveren in de hoogste academische graad van ‘medicinae doctor’ (doctor in de medicijnen), maar daar kwam het niet meer van. Laurens Bekker’s laatste brief onthult de reden waarom zijn vriend, geheel in strijd met zijn zorgvuldigheid, in een ijltempo door zijn studie vloog en zo’n haast had om naar huis te komen5.
De eerdere kennismaking met het gezin Joly had namelijk geleid tot een zich verdiepende genegenheid tussen David en Marie, resulterend in hun beider huwelijkswens. Zonder een goede baan was er van trouwen natuurlijk geen sprake en dus stond David Gallandat , gewapend met zijn certificaten, snel bij het Vlissingse stadsbestuur op de stoep.

2.4.1 Een gewaagd verzoek

2.4   Een straatnaam voor David Henry Gallandat

Afbeelding 11 (foto auteur)

Op 29 april 1965 nam de gemeenteraad van Vlissingen het besluit een straat naar David Henry Gallandat te vernoemen. Een erg late hulde aan deze vergeten veelzijdige medicus, die na zijn glansrijke academische studie in Parijs niet koos voor een professoraat aan een toonaangevende universiteit, maar zich vestigde in Vlissingen om de plaatselijke medische wereld naar een aanzienlijk hoger niveau te tillen.
In de slechts tweeëntwintig jaren, die hem na zijn terugkeer uit de Franse hoofdstad nog waren gegeven tot zijn ontijdig overlijden op 50-jarige leeftijd in 1782, haalde hij met de nodige lef en visie het hele geneeskundige establishment in zijn woonplaats overhoop. Als gevolg van zijn nationale en internationale bekendheid kwamen velen in Vlissingen de grensverleggende colleges van dokter Gallandat volgen.
Precies zoals zijn oom Jean Bruas dat bij hem zelf had gedaan, heeft hij op zijn beurt zijn zoon Isaac Henry, later arts in en burgemeester van Hulst, in belangrijke mate bezield en gevormd. 

2.4.1   Een gewaagd verzoek

Kort na zijn terugkeer eind maart-begin april 1760 trad David Henry Gallandat in het huwelijk met Maria Catharina Albertina Joly en omdat hij zijn studie niet met examens en promotie had afgesloten, was het vinden van een medische betrekking op zijn niveau niet zonder meer een gelopen race1. Want al waren zijn acht getuigschriften nog zo lovend, al was hij nog zo 

Afbeelding 12 (rijksmuseum.nl, collectienr.RP-P-OB-87.006; prent van Friedrich Dietrich, 1809)

Als onderdeel van een tegen Napoleon gerichte invasie landden de Engelsen eind juli 1809 in Walcheren en omsingelden de strategisch gelegen vesting  annex havenstad Vlissingen. In de nacht van 13 op 14 augustus werden meer dan achthonderd ‘Congreve-war-rockets’, een nieuw oorlogsspeeltje, op de stad afgevuurd. Deze ‘state-of-the-art’ brandraketten met een bereik van duizend meter veroorzaakten bij iedere inslag een verwoestende brand. Het laat 17e– eeuwse monumentale stadhuis aan de Grote Markt, gebouwd in de trant van het stadhuis van Antwerpen, werd met de complete inventaris en bijna het hele archief een prooi van de vlammen. Zeer veel genealogische gegevens, waaronder het huwelijksregister met de trouwdatum van Marie Joly en David Gallandat en de doopdatum van hun zoon Isaac Henry  zijn daardoor niet meer met zekerheid te achterhalen.

deskundig in het hele medische spectrum, zonder de graad van doctor in de medicijnen was hij strikt genomen onbevoegd om een eigen dokterspraktijk te beginnen. Met zijn ijzeren discipline en bovenmatige intelligentie was deze situatie gemakkelijk te voorkomen geweest als hij in Parijs direct zijn examens had gehaald en was gepromoveerd 2. Voor een aantal van deze studierichtingen volgde hij colleges bij meerdere professoren en deed practica voor anatomie en chirurgie. Misschien was hij in dit opzicht te laconiek en te zelfverzekerd of was de lokroep van zijn geliefde te groot. Hoe dan ook, er moest nu wel brood op de plank komen!
Het inrichten van een eigen praktijkruimte met passend instrumentarium en het opbouwen van een clientèle was een kostbare zaak en daarom combineerden beginnende medici hun eigen praktijk graag met de vaste inkomensbestanddelen van een of meer geneeskundige functies in dienst van de stad 3. Jammer genoeg waren zulke functies op dat moment niet voorhanden en dus mocht Gallandat al in zijn handen klappen als het stadsbestuur zijn verzoek om een chirurgijnspraktijk zou honoreren. Voorlopig kon hij als chirurgijn de heelkunde uitoefenen en als vroedmeester bevallingen begeleiden -hiervoor was hij immers bevoegd – mits hij  de gebruikelijke examens ten overstaan van de ‘dekens’ van het chirurgijnsgilde zou afleggen. Daartoe diende David Gallandat dan ook  in april 1760 met alle Schuldig respect bij de Edele Achtb: Heeren Borgermeesters, Schepenen en Raaden der Stad Vlissingen een verzoek in om binnen de Stad te mogen exerceren de Chirurgie en ook als Operateur, en Vroetmeester te ageeren4Zijn rekest eindigde hij opmerkelijk genoeg nogal eigengereid met de opmerking ende dat wel Sonder Subject te wesen (onderworpen te zijn), aen het doen der ordinaire (gebruikelijke) proeve als Chirurgijn, d.w.z.  een vrijstelling van de verplichte examens.

Afbeelding 13 (Zeeuws Archief, Handschriftenverzameling nr. 4515A)

Het slot van het verzoekschrift van David Gallandat aan de magistraat van Vlissingen, met de verwijzing naar de vrijstelling van de examens van zijn oom De Bruas en chirurgijn Correvont: ‘Soo en in dier voegen, als UEd Achtb: voor desen hebben gepermitteert (toegestaan), aen den Suppliants (verzoeker) voorts: oom Bruas en naer dato, aen des jegenswoordigen Stads chirurgijn Corovon.  TWelk doende: D. H. Gallandat.

David Gallandat moet goed geweten hebben hoever hij in zijn overmoed kon gaan om deze troefkaart met succes uit te spelen. In Vlissingse kringen was hij bepaald geen onbekende, want het chirurgijnsgilde kende zijn kwaliteiten al sinds zijn opleiding bij zijn oom Jean de Bruas en zijn leertijd bij het gilde onder leiding van chirurgijn Correvont. Bij de bemanningen van de koopvaardijschepen, waar hij als scheepschirurg op gediend had, had hij naam gemaakt en de scheepsofficieren brachten zijn kennis en kunde overal naar voren. Ongetwijfeld was ook de magistraat van Vlissingen goed op de hoogte van zijn faam en van het prestige, dat de chirurgische opleiding in Parijs genoot. Een pikant detail ten slotte was het feit, dat zijn vroegere leermeester, stadschirurgijn Johan Correvont, die geen verplicht examen had hoeven afleggen bij zijn aanstelling in Vlissingen, nu als hoofd van het chirurgijnsgilde bij de benoeming van Gallandat betrokken was.
In ieder geval nam het stadsbestuur van Vlissingen geen aanstoot aan Gallandat’s gewaagd verzoek en stuurde diens petitie op 19 april 1760 ter beoordeling door aan het bestuur van het chirurgijnsgilde. Voor de vorm sputterde dat college tegen, dat het verzoek strijdende tegens de privelegien van desen gilde was en dat er wel gilde geldt betaald moest worden, maar eerlijkheidshalve werd ten volle erkend dat alle de geproduceerde Attestatien van de Suppliante buyten gewoon en valabel waren 5.
Nadat de magistraat het antwoord van het gilde op 25 april had ontvangen, kreeg hij Gallandat daags daarna al in een resolutie officieel permissie de gevraagde medische praktijk in Vlissingen uit te oefenen en … zonder hiervoor examens af te hoeven leggen!
In het besluit was bovendien het douceurtje opgenomen, dat hij voor zijn toetreden tot het chirurgijnsgilde het gebruikelijke gildegeld niet hoefde te betalen. De jonge arts was het bestuur bijzonder erkentelijk en gaf dat schriftelijk ook netjes te kennen: Dat UEde  Achtbe  hem Suppl: ([de verzoeker) op de gracieuste maniere, hadden gelieven t’admitteren (toe te staan), en waar voor hy by réiteratie (herhaling) zyn diepste verpligting nogmaals is betuigende6.
Het ‘bravoureverzoek’ had geholpen. Burgemeester en schepenen lieten het binnenhalen van een uitmuntend ‘allround’ medicus prevaleren boven administratieve vormelijkheden. 

    2.4.2 Help, daar komt de dokter!

    2.4   Een straatnaam voor David Henry Gallandat

    2.4.2   Help, daar komt de dokter!

    De geneeskundige zorg was in vroeger tijden geografisch gezien erg ongelijk verdeeld. De steden beschikten meestal over voldoende bevoegde artsen (medicinae doctores), chirurgijns (heelmeesters), vroedvrouwen en apothekers, maar het platteland kwam er maar bekaaid van af. In het gunstigste geval konden de plattelanders een beroep doen op één medicus, die een enorm gebied moest bestrijken, maar veel vaker moest het buitengebied het zonder bevoegde genees- en verloskundigen stellen.
    Wie ziek werd, had eigenlijk maar één betrouwbare en kundige arts tot zijn beschikking: het natuurlijke afweermechanisme van het eigen lichaam.
    In de loop van de 18e eeuw waren er wel instrumenten gekomen om microscopisch kleine organismen te zien, maar het verband met ziekteverwekkende microben werd toen nog niet gelegd. Zelfs de best opgeleide en de meest kundige artsen, zoals Gallandat, stonden feitelijk machteloos en benaderden ziektebeelden vrijwel altijd met speculatieve opvattingen. Bij gebrek aan beter bediende men zich van een omvangrijk scala aan medicamenten, die ieder afzonderlijk uit veel ingrediënten bestonden, maar meestal onwerkzaam en niet zelden ronduit gevaarlijk waren.

    Afbeelding 14 (commons.wikimedia.org/wiki/File:Amputations_18c.jpg)

    Zonder goede narcose, een steriele omgeving en onder behandeling van chirurgijns, die niet altijd over de nodige kennis en vaardigheid in het chirurgische handwerk beschikten, waren operaties lange tijd een gruwelijk pijnlijke ervaring en zeer vaak levensgevaarlijk. De rust, die deze prent uitstraalt, is erg bedrieglijk. Voor de personages bij de letters c, d en e  waren  echte krachtpatsers nodig om de patiënten tijdens de onmenselijke pijniging in bedwang te houden.

    Ziek zijn betekende doorgaans een al dan niet langdurig lijden met grote kans op blijvend inwendig letsel of een fatale afloop. Een goede verpleging en verzorging kon het leed verzachten, maar de meerderheid van de bevolking kon zich deze luxe niet permitteren. De ongelukkigen met vleeswonden, botbreuken en galstenen verging het niet beter. Al was een chirurgijn nog zo ervaren, zijn ingrepen waren altijd zeer pijnlijk, omdat er nog geen effectieve narcose was en de deur voor ziektekiemen via open wonden wijd open stond. Als men al benul had van de noodzaak van desinfectie, was deze nauwelijks effectief. De kans was dus heel groot, dat een succesvolle operatie toch teniet werd gedaan, omdat een wondinfectie het genezingsproces vertraagde, amputaties nodig maakte en in het slechtste scenario het overlijden van de patiënt betekende1. Het leed van zieken en gewonden werd ten slotte ook nog eens flink verergerd, omdat lang niet alle gekwalificeerde medici en verloskundigen over de nodige kennis en kunde beschikten en zij daardoor meer kwaad dan goed aanrichtten.

    2.4.3 Een nog gewaagder verzoek

    2.4   Een straatnaam voor David Henry Gallandat

    2.4.3   Een nog gewaagder verzoek

    Op grond van verklaringen van tijdgenoten mogen we er van uitgaan, dat het met het jonge gezin van Marie Joly en David Gallandat goed ging. Binnen korte tijd was er een bloeiende privépraktijk en het ging financieel zo goed, dat het echtpaar in mei 1761 zijn eerste koopwoning in de – nu niet meer bestaande – Peperstraat betrok 1. Begin 1761 werd hun zoon Isaac Henry Gallandat geboren. Het echtpaar zou in totaal vijf kinderen krijgen, van wie alleen Isaac Henry en zijn in 1767 geboren zusje Elisabeth in leven bleven2.

    Na ruim een jaar praktijkervaring verraste de bevlogen medicus het stadsbestuur met een tweede, nog veel gedurfder, schrijven, hiertoe  aangemoedigd  door Mannen van Credit en kunst, die de nuttigheid daarvan overwoogen, d.w.z. een aantal gelijkgestemde vakgenoten 3.

    Afbeelding 15 (Zeeuws Archief, Handschriftenverzameling nr. 4513)

    De aanhef van de bijlage bij Gallandats verzoekschrift aan het stadsbestuur van Vlissingen van 29 juni 1761. Met een reeks revolutionaire voorstellen wilde hij niet alleen het geneeskundig niveau in de stad drastisch verbeteren, maar ook zijn eigen positie.

    In zijn rekest zocht Gallandat gehoor voor een waslijst aan tekortkomingen in de Vlissingse medische zorg. Zo gebeurde het afnemen van examens voor scheepschirurgijns door het chirurgijnsgilde niet consequent en werd nogal eens de hand gelicht met aan de kandidaten te stellen kwaliteitseisen. Bijzonder ernstig was het grote aantal sterfgevallen van vrouwen en baby’s als gevolg van het gebrek aan kennis en kunde bij de in de stad werkzame vroedvrouwen. Van de moderne en kostbare chirurgische instrumenten, die Gallandat voor eigen rekening ten bate van het stedelijke chirurgijnsgilde uit Parijs had meegebracht, werd geen gebruik gemaakt, zodat ze bij gebrek aan onderhoud lagen weg te roesten.
    Uit dit verzoekschrift blijkt, dat Gallandat niet bang was zijn nek uit te steken, ook al passeerde hij met deze rechtstreeks aan het stadsbestuur gerichte petitie zijn collega-medici.

    2.4.4 Vlissingen medisch op de kaart gezet

    2.4   Een straatnaam voor David Henry Gallandat

    2.4.4   Vlissingen medisch op de kaart gezet

    Het project, dat Gallandat voor ogen stond was zo omvangrijk en ingrijpend, dat hij het niet zonder permissie, appui (steun), schikkinge (overeenkomst) en encouragement  (aanmoediging) van het stadsbestuur kon uitvoeren, zo schreef hij.
    De bijlage bij zijn request , waarin hij de openinge van zijn Idees in een puntsgewijs overzicht uiteenzette, bevatte geen lukraak bijeengeraapte lapmiddelen, maar een doordachte en samenhangende totaaloplossing.
    Alleen al om deze reden was het ongekend, dat de magistraat zijn aangereikte concept snel en integraal overnam.
    Alle medische functies in dienst van de stad – waarvan hij er op dat moment geen enkele bezat – zag Gallandat graag in zijn persoon verenigd. Als het stadsbestuur hiermee akkoord ging, zouden de andere  Vlissingse chirurgijns en artsen in één klap in invloed en inkomsten op een zijspoor zijn gerangeerd. Bovendien verzocht hij voor hem de Survivance 1 van de stadschirurgijnsplaats te reserveren als stadschirurgijn Correvont zou overlijden of terugtreden. Dat er van de kant van de Vlissingse chirurgijns, artsen en vroedvrouwen hevig protest te verwachten was, nam het stadsbestuur kennelijk voor lief, overtuigd als het was van zowel de noodzaak tot substantiële verbetering als van Gallandats persoonlijke deskundigheid en inzet 2. De hele medische beroepsuitoefening in Vlissingen moest – naar het voorbeeld van de grote steden in de Republiek – onder het toezicht komen te staan van een ‘Collegium Medicum’, bestaande uit het hoofd van het chirurgijns- en apothekersgilde, de twee stadsdokters en alle artsen. Dit orgaan zou, met individueel stemrecht voor alle leden, voortaan toezicht houden op opleiding, examen, sollicitatie en functioneren van de zeevarende chirurgijns, artsen, vroedvrouwen en vroedmeesters.

    Afbeelding 16 (Zeeuws Archief, Handschriften, nr. 6117)

    Gallandat had met zijn voorstellen tot het structureren en verbeteren van de gezondheidszorg in Vlissingen het stadsbestuur wakker geschud. Binnen vier maanden na het indienen van zijn rekest was de verordening voor het Collegium Medicum (Medisch College) ‘uitgedokterd’ en werd vanaf 10 oktober 1761 na publicatie van kracht. De aanhef van de verantwoording van het document liet aan duidelijkheid niets te wensen over. Veel chirurgijns op schepen van de stad waren zonder meer onbekwaam en menig praktiserend vroedvrouw pretendeerde onterecht bevoegd en ervaren te zijn. De hieruit voortvloeiende medische missers en funeste gevolgen waren legio. Opleiding en examen op het vereiste niveau en regelmatige controle moesten deze ernstige tekortkomingen voorkomen.

    Artsen mochten voortaan hun praktijk in Vlissingen alleen beginnen als zij aan het Collegium Medicum Hunnen Brieven van Promotie konden overleggen, d.w.z. het bewijs van hun academische studie, inclusief de promotie tot de graad van medicinae doctor. Met dit artikel zien we een arrogant trekje van de indiener van het voorstel, want nota bene Gallandat  zelf had zijn studie zonder examens en promotie afgesloten.
    Om de kwaliteit te waarborgen van toekomstige vroedvrouwen, vroedmeesters  en scheepschirurgijns moesten de gegadigden een mondeling examen van twee uur afleggen ten overstaen van het Collegium Medicum. De examinatoren waren door het stadsbestuur zelf aangesteld en het examengeld was hoog.

    Afbeelding 17

    (data.collectienederland.nl, identificatienr. A43157)
    Ets van Jan Luyken, Examen der chirurgie, 1693, Amsterdam Museum.

    Een leerling legt staande het mondeling examen af ten overstaan van een delegatie van het chirurgijnsgilde van Amsterdam. Scheepschirurgijns op schepen van de stad Vlissingen werden in tegenwoordigheid van de leden van het Collegium Medicum op vergelijkbare wijze getoetst. In de periode 1762-1772 nam Gallandat liefst 73 van deze examens af. Slechts vijf kandidaten werden onbekwaam bevonden en vijf pogingen om het examen te ontlopen werden beboet. Het grote aantal examens en dito geslaagden wijst erop dat dit aspect van het ‘plan-Gallandat’ om het niveau van de medische beoefenaars te verhogen, zijn vruchten afwierp.

    Voor scheepschirurgijns gold nog de bijkomende conditie, dat hun ‘scheepschirurgijnskist’ vóór de afvaart door de examinator moest worden gecontroleerd 3.
    Er kwam een uitgebreide verordening voor de vroedvrouw Tot voorkoming van veele misslagen en disordres, in het bedienen der Barende Vrouwen tot hare verlossing.  Als de aspirant-verloskundige ten overstaan van het Collegium Medicum voor het examen geslaagd was, werd haar of hem meteen de eed afgenomen om zich stipt aan de Ordonnantie voor de Vroedvrouw  te houden4. Zoals gewoonlijk stonden er behoorlijk hoge boetes op overtredingen van de verordeningen, die door de preventieve werking ervan de kwaliteit van de gezondheidszorg moesten borgen.

    Een aparte ordonnantie voor de vroedmeesters, van wie er in Vlissingen doorgaans twee praktiseerden tegenover vier à vijf vroedvrouwen, was er niet. Het ligt voor de hand dat ook de vroedmeesters zich aan de ordonnantie voor de vroedvrouw dienden te houden

    Afbeelding 18 (Zeeuws Archief, Handschriften, inv. nr. 6117)

    Kort na de publicatie van de verordening betreffende de stichting van het Collegium Medicum kondigde het stadsbestuur op 28 november 1761 de 14 artikelen tellende en zeer gedetailleerde ‘Ordonnantie voor de Vroedvrouw’ af.  Deze instructie moest instaan voor deskundiger verloskundigen en een veiliger verloop van de bevallingen. Uit artikel I blijkt, dat er voor de gegadigden naast opleiding en examen nog tal van voorwaarden waren met betrekking tot juridische status, leeftijd, burgerlijke staat, alfabetisme en de fysieke restrictie: grote handen en korte dikke vingers verboden!. De laatste bepaling is naar huidige maatstaven en dito wetgeving volstrekt discriminerend!

    Medisch en organisatorisch was het ‘plan-Gallandat’ een aanzienlijke kwaliteitssprong, maar de artsen en chirurgijns waren laaiend over de wijze waarop het was vormgegeven. Door het verenigen van alle functies binnen het Collegium Medicum in de handen van één persoon bestond de gelijkwaardigheid tussen de leden alleen op papier. Van het individuele stemrecht kwam nauwelijks iets terecht, omdat Gallandat door de magistraat exclusief in alle openbare functies binnen het Collegium Medicum benoemd was:
    → Examinator van alle chirurgijns op schepen van de stad.
    → Controleur van de medicijnkist van de scheepschirurgijns.
    → Examinator van alle vroedvrouwen en vroedmeesters.
    → Lector 5 in de anatomie, chirurgie en vroedkunde.
    Voor ieder van deze functies had hij één stem en kon daardoor zijn wil meestal doordrukken. Tevens zegde men hem – alweer op eigen verzoek – bij de eerstvolgende vacature de functie van Ordinair Stads Chirurgijn toe en in afwachting hiervan kreeg hij alvast den titul van Extraordinair stads chirurgyn 6.
    Voor zijn gezamenlijke functies binnen het Collegium Medicum ontving Gallandat de bijbehorende toelagen en daarenboven de helft van de aanzienlijke inkomsten uit examens, controles, boetes en entreegelden van sollicitanten. De andere helft werd verdeeld onder de resterende leden.
    De Vlissingse collega’s zonnen op wraak en het geschikte moment om Gallandat buitenspel te kunnen zetten zou zich spoedig aandienen (zie par. 2.6). 

    2.4.5 De vinger aan de pols

    2.4   Een straatnaam voor David Henry Gallandat

    2.4.5   De vinger aan de pols

    Van zijn werkzaamheden als inspecteur en examinateur binnen het Collegium Medicum hield Gallandat een nauwkeurig verslag bij, dat grotendeels bewaard is gebleven. Iedere maand kreeg hij van de verloskundigen een opgave van de door hen begeleide bevallingen, die hij op zijn beurt doorgaf aan de leden van het Collegium Medicum. De boekhouders van de rederijen werden door hem goed in de gaten gehouden of zij onbevoegde, onbekwame en onervaren lieden als scheepschirurgijns op de schepen van de stadsreders probeerden te plaatsen. In voorkomende gevallen volgde niet alleen het verplichte examen voor de scheepschirurgijns in kwestie, maar ook een fikse boete voor de scheepseigenaren. Hetzelfde sanctiebeleid gold ook voor het ontwijken van de controle van of gesjoemel met de medicijnkisten van de aangemonsterde scheepschirurgijns.

    Afbeelding 19 (www.sassenach.nl, rekwisiet uit de dramaserie Outlander)

    Replica van een 18e eeuwse medicijnkist met o.a. medicijnflesjes met tinnen dop, schaaltjes, een vijzel en ‘lapmiddelen’, alles netjes opgeborgen in met stof beschermde vakjes. Als de kist door de examinator in orde was bevonden, werd hij afgesloten en verzegeld aan boord gebracht, waar de kapitein de kist wegborg tot de afvaart. Dit gebeurde om te voorkomen, dat scheepschirurgijns vóór het vertrek (een deel van) de rijk gevulde voorraad te gelde maakten door de inhoud te vervangen door goedkope rommel 1.
    Tussen 1762 en 1772 inspecteerde Gallandat 90 medicijnkisten van scheepschirurgijns van uitredende koopvaardijschepen. Uit het feit, dat er slechts één boete werd opgelegd, kan geconcludeerd worden, dat de stringente controle preventief werkte2.

    David Gallandat nam zijn functies binnen het Collegium Medicum zeer serieus. Uit zijn accurate administratie blijkt, dat hij zelf op alle onderdelen van zijn medische reorganisatie een vinger aan de pols hield.
    Hij nam regelmatig mannelijke en vrouwelijke leerlingen aan in de vroedkunde en sloot hun opleiding af met een examen. Verloskundigen, die in dienst van de stad hun beroep uitoefenden, kregen van hem maandelijks verplicht les  in de vroedkunde. Als lector gaf hij ieder jaar een driemaandelijkse cursus tijdens de winter, waarvoor vakgenoten en belangstellenden konden intekenen en die – ook weer –  voor de verloskundigen verplichte kost was.

    Afbeelding 20
    (Zeeuws Archief, Handschriften nr. 6117)

    Gedeelte uit het handgeschreven overzicht voor het jaar 1765, waarin Gallandat het aantal bevallingen bijhield, door wie ze werden begeleid en die hij onderverdeelde in ter wereld gebrachte jongens en meisjes.
    Behalve de namen van de vroedvrouwen (er waren  er in Vlissingen vijf à zes werkzaam) zien we ook  ook chirurgijn Correvont en Gallandat zelf als vroedmeester genoemd.  Dat beide vroedmeesters naast de vroedvrouwen hun aandeel in de bevallingen namen, was een hielp mee om het toenmalige taboe op mannelijke verloskundigen te doorbreken.

    De gewoonte om de aan zijn functies gerelateerde administratie erg zorgvuldig bij te houden, treffen we later ook aan bij Davids zoon Isaac Henry in zijn kwaliteit van burgemeester van Hulst. In de talrijke  maatschappelijke functies, waarvoor hij werd gevraagd of die hij zelf ambieerde, bood hij zichzelf veelvuldig aan als secretaris. Ook treffen we zijn handtekening vaak aan onder geschriften van ad-hoc commissies, die voor allerlei doeleinden werden ingesteld. 

    2.5.1 Niet uit de startblokken

    2.5   Geen stem in het kapittel

    2.5.1   Niet uit de startblokken  

    Op 15 juni 2019 werd in de Sint Jacobskerk te Vlissingen het 250 jarig bestaan van het Zeeuws Genootschap der Wetenschappen herdacht in aanwezigheid van zijn beschermvrouwe prinses Beatrix. Voor Nederlandse organisaties is een begunstiger uit het Huis van Oranje qua prestige het hoogst haalbare, maar voor dit privilege moeten zij zich maatschappelijk wel in bijzondere mate hebben onderscheiden.
    Tegen deze achtergrond is het dan ok heel merkwaardig, dat Zyne Doorluchtige Hoogheid Willem den Vyfden, Prins van Oranje en Nassau, Neerlands gewenschten Erf-Stadhouder op 25 januari 1769 zijn naam als beschermheer verbond aan deze vereniging1. Zij was namelijk meteen al in de oprichtingsfase blijven steken, had op dat moment nog geen prominente wetenschappers als lid  aangetrokken en dus evenmin wetenschappelijke publicaties uitgebracht.

    Afbeelding 21 (Rijksmuseum Amsterdam, RP-P-OB-84.629; ets van Jacob van der Schley, ontwerp Hendrik Nieuwenhuysen).

    Na de oprichting van het Genootschap ter bevordering van Nuttige Kunsten en Wetenschappen te Vlissingen,  zoals het Zeeuws Genootschap der Wetenschappen aanvankelijk heette, hield het bestuur zich vooral bezig met triviale zaken als het ontwerp van een charmant embleem en een treffende zinspreuk. Het titelblad van het eerste deel van de ‘Verhandelingen’ van het Genootschap toont de vrucht hiervan. Het panorama op de achtergrond toont de band met Vlissingen. Rechts op de prent troont Minerva, de godin van de wijsheid met een bijbel in haar linkerhand; op de voorgrond liggen voorwerpen van de kunsten en wetenschappen, waarover gepubliceerd zal worden. Rechts van de godin staat de spreuk ‘non sordent in undis’, letterlijk ‘zij gaan niet onder in de golven’. In werkelijkheid ging het Genootschap in de eerste vier jaar van zijn bestaan welbijna kopje onder. Het is in dit verband beslist geen toeval, dat Gallandat wel lid was, maar niet tot het uitvoerend orgaan van het bestuur behoorde.

    Op 31 juli 1765 hadden Eenige Heeren, genegen tot het lezen der Fransche tyd-schriften en van sommige geleerde werken in die taal geschreven een Frans leesclubje in Vlissingen opgericht 2. Deze leeskring nam op zijn derde vergadering in oktober – wellicht met enige zelfoverschatting – het besluit  zich om te vormen tot een ‘maatschappij van kunsten en wetenschappen’. Dit plan was overigens geheel in lijn met de toen heersende tendens zich te verenigen in wetenschappelijke gezelschappen. Uit de ronkende argumentatie bij het besluit blijkt wel hoe hoog de verwachtingen waren:

    (…)  in vervolg nuttiger voor zich zelven en ook voordeelig te maken voor ’t menschdom in ’t gemeen, en in ’t byzonder voor Nederland, Zeeland en deze Stad, waar toe men geen gepaster middel wist uit te denken dan, op ’t pryslyk voetspoor van anderen, een genootschap op te rechten, om langs dien beproefden weg de kunsten en wetenschappen, die in Zeeland niet geheel verwaarloosd worden, voort te zetten; dezelve tot een trap van meerdere volmaaktheid zoo veel mogelyk op te voeren; en de geleerden van dit en andere gewesten uit te lokken om gezamentlyk de belangen van ons Vaderland, door de uitbreiding van waarheid, geleerdheid en deugd, met kracht en nadruk te bevorderen 3.

    Ongetwijfeld was Gallandat nauw bij deze ontwikkelingen betrokken, want de oprichtingsvergadering van het leesgezelschap had in zijn woning plaats. Alle  bronnen ter zake wijzen noemen Gallandat als dé grondlegger of als mede-oprichter. De latere voorzitter van het genootschap, Isaac Winckelmann, memoreerde in een rede ter nagedachtenis aan zijn in 1782 overleden vriend (…) wiens naam als eerste  geleezen word in de lyst der Leden van dit Genootschap; waar van hy, in zeker opzicht, de grondlegger, en zonder bedenking, de eerste onder de mede-oprechters geweest. is 4.

    Afbeelding 22 (Zeeuws Archief, KZGW, 1769-1969, inv.nr. 121, naamlijst der leden, blz. 1).

    David Henry Gallandat is als eerste lid ingeschreven in de ‘naamlijst’ van de leden van het Zeeuws Genootschap der Wetenschappen. Dit wijst erop, dat hij nauw betrokken is geweest bij de oprichting of zelfs de aanzet ertoe heeft gegeven. Hoe groot de invloed van de ‘refugié-families’ was, blijkt uit het feit, dat de eerste drie leden nakomelingen van vluchtelingen uit Frankrijk waren.
    Het is frappant, dat de (mede)oprichter Gallandat geen deel uitmaakte van het kernbestuur van het Zeeuws Genootschap (
    zie par. 2.5.2).

    Ondanks de grootse aspiraties kwam de organisatie maar moeizaam van de grond. Na één jaar was men nog niet verder gekomen dan het opstellen van een reglement en het bestuur, dat twee jaar na de stichting eindelijk van start ging, slaagde er maar niet in  om wetenschappers met een meer dan regionale reputatie als lid aan te trekken. De juiste weg werd uiteindelijk aangereikt door het in mei 1768 – bijna drie jaar na de oprichting! – benoemde lid Martinus Slabber, stadsbestuurder en amateurzoöloog te Oudelande. Hij schreef aan het bestuur, dat dit Vlissings Genootschap in wetenschappelijke kringen niet voor vol werd aangezien. Als oplossing raadde hij aan de naam meer allure te geven, zo snel mogelijk een eerste uitgave met wetenschappelijke publicaties uit te brengen en zich voor meer status en bekendheid te verbinden met de bestuursorganen, in ieder geval met de Heeren de Staten van Zeeland5.

    Op slag schoot nu de organisatie in de hoogste versnelling. In de periode december 1768 – maart 1769 wisten de uitgezonden delegaties van het bestuur de gunst te verwerven van achtereenvolgens stadhouder Willem V, het stadsbestuur van Vlissingen en de Staten van Zeeland. De Staten bekrachtigden hun goedkeuring en hun bescherming onder de voorwaarde van een nieuwe en tot op heden bestaande naam voor het gezelschap: Zeeuws Genootschap der Wetenschappen te Vlissingen 6.

    Laatste updates

    Datum

    04-08-2024

    In de categorie ‘Historische Fotogalerij’:

    De galerij  ‘Hoogwelgeboren Hugenoten in Hontenisse’ is aangevuld met twee foto’s uit het Zeeuws Archief.

    Datum

    05-07-2024

    In de categorie ‘Historische Fotogalerij’:

    Nieuwe galerij toegevoegd, getiteld ‘Hoogwelgeboren Hugenoten in Hontenisse’, over de adellijke familie Collot d’Escury.

    Datum

    03-2024

    Uit de categorie ‘Historische Fotogalerij’ verplaatst naar ‘Hulst Historisch Kort’:

    De fotogalerij Veertig jaar veelkleurigheid over de schilderingen in het katholieke deel van de kerk te Hulst omgewerkt tot artikel.

    Datum

    01-2024

    In de categorie ‘Historische Fotogalerij’:

    Nieuw artikel ‘Hulst 1914-1918’, een neutraal grensgebied in de ‘Eerste Wereldoorlog’.

    Datum

    12-2023

    In de categorie ‘Hulst Historisch Kort’:

    Artikel over De Heilige Kindsheid uitgebreid met beeldmateriaal en beschrijving van Kindheidsoptochten in de kernen.

    Datum

    11-2023

    In de categorie ‘Hulst Historisch Kort’:

    Artikel over Casimier Lambin grondig herzien en uitgebreid, met name met aanvullende informatie uit zijn faillissementsdossier.

    Uw inschrijving kon niet worden opgeslagen. Probeer het opnieuw.
    U bent met succes aangemeld voor onze nieuwsbrief

    Meld u aan voor onze nieuwsbrief