3.1 Lang leve het vaandel

3.   De Solist?

3.1   Lang leve het vaandel

Toen in 1950 de eerder  afgesplitste ‘Nieuwe Harmonie Vlijt en Volharding’ zich weer aansloot bij de ‘oude harmonie’ van Hulst, is er iets grondig fout gegaan. Men wilde de vreugde over de terugkeer in de moederschoot beeldend vorm geven met het vervaardigen van een gloednieuw vaandel. Zo’n drapeau kostte echter een paar lieve centen en de financiële middelen waren daarvoor niet toereikend. Er zat niets anders op dan het derde vaandel uit 1875, dat in 1918 al eens gerestaureerd was, tekstueel aan te passen. Voor het veranderen van de naam ‘Koninklijke Harmonie’ in ‘Koninklijke Stedelijke Harmonie’ was genoeg tussenruimte om in de juiste grootte en stijl de toevoeging ‘Stedelijke’ tussen ‘Koninklijke’ en ‘Harmonie’ te borduren. Hoewel er op het vaandel genoeg ruimte was aan de linkse en rechtse hoek (zie afbeelding 12 in par. 3.2), nog tekst bij te voegen, is alleen de kleine bovenhoek van het doek zo volgepropt met informatie, dat hier het naald-en-draadwerk uitdraaide op lelijk knoeiwerk.

Afbeelding 11 (In alle toonaarden, blz. 127).

Het materiaal en de vakmanschap van het in de bovenhoek van het vaandel aangebracht borduursel wijkt sterk af van de rest. De hoeveelheid tekst, die moest worden aangebracht, was relatief zo groot, dat de woorden zijn afgekort tot een soort letterraadsel. De afwisseling van grote en kleine letters verdient ook evenmin een schoonheidsprijs. De oplossing van de puzzel luidt aldus:

OPG (opgericht)
K.H. (koninklijke harmonie)
V.en.V.  (vlijt en volharding)
GEF (gefuseerd) 1 juli 1950

Bovendien zijn de oprichtingsdatum van zowel  Koninklijke Stedelijke Harmonie (20 mrt 1801) als die van Vlijt en Volharding (15 nov. 1913) feitelijk onjuist .

De op het vaandel in 1950 geborduurde datum van oprichting 20 maart 1801 is  een eigen leven gaan leiden en van lieverlee even sacrosanct geworden als het drapeau zelf. De loze kreet ‘Het staat toch op het vaandel’ gold en geldt in kringen van de harmonie nog steeds als een onweerlegbaar bewijs. Voor zover bekend is tot aan de jubileumviering in 2001 nooit grondig onderzocht of het klakkeloos voor waar aangenomen stichtingsjaar klopt.
Het programmaboekje bij de viering van het 175-jarig bestaan in 1976 kwam niet verder dan de vage formulering ‘opgediept uit de jaarverslagen’. De poging om ter gelegenheid van het 185-jarig het stichtingsjaar te onderbouwen liep eveneens op niets uit. De al bewijs opgevoerde beschrijving van de ontvangst van de bisschop van Gent in Hulst in 1806 had geen enkel raakvlak met dit onderwerp. Een – naar verluidt- opgedoken kopie van een ongedateerd blaadje van een onbekende auteur uit een niet nader genoemd kroniekschriftje, waarin vermeld zou zijn dat de harmonie op 20 maart 1876 het 75-jarig bestaan vierde, is al helemaal niet serieus te nemen 1.

Verder dan dit soort halfslachtig en speculatief speurwerk kwam men niet en bleef het en blijft het nog steeds: het staat toch op het vaandel.

3.2 Echt de oudste?

3.   De Solist?

3.2. Echt de oudste?

Als ieder harmonieorkest een gedateerde primaire bron met notulen of akte van oprichting en een even betrouwbaar bewijs van een ononderbroken bestaan kon overleggen, was  de titelhouder ‘oudste harmonie van Nederland’ eenvoudig en onweerlegbaar vast te stellen. Natuurlijk is er in de loop van de tijd belangrijk bronnenmateriaal verdwenen, maar dat maakt het nauwkeurig bepalen van gebeurtenissen niet per sé bij voorbaat onmogelijk.
Primaire en secundaire bronnen1 kunnen elkaar heel goed bevestigen en aanvullen en zolang zij controleerbare feiten bevatten, zijn zij in onderlinge samenhang zelfs een nagenoeg waterdicht bewijs.
Een muziekgezelschap, dat een lange staat van dienst heeft, laat altijd historisch betrouwbare sporen na in bijvoorbeeld het eigen archief en andere bewaarplaatsen van documenten, kranten en andere periodieken, notulen van vergaderingen van gemeenteraden, van burgemeester en wethouders, van kerkbesturen, enz.
Het is daarom opmerkelijk,  dat de argumenten, die harmoniegezelschappen gebruiken voor het aangeven van hun ouderdom zo vaag of zelfs nietszeggend zijn, dan wel helemaal ontbreken.

Aanvankelijk was op de website van de harmonie van Hulst een onderdeel ‘historie’ opgenomen, maar deze paragraaf is er later uitgehaald. Hier is veel voor te zeggen, want er zijn voor een muziekgezelschap wel belangrijker waarden, dan de claim ‘de oudste’ te willen zijn. Dit laat onverlet, dat een historisch onderzoek met als onderwerp de ontstaansgeschiedenis van een harmoniegezelschap een eigen intrinsieke waarde heeft.

Afbeelding 12
(cover van het gedenkboek t.g.v. het 200-jarig jubileum in 2001; foto auteur)

Het jubileumboek ter gelegenheid van het 200-jarig bestaan is van dezelfde auteur als van de website ‘historyhulst’. In dit in 2001 uitgekomen boekwerk zijn achttien bladzijden gewijd aan het onderzoek naar de ouderdom van het muziekgezelschap. Sinds de publicatie van het boekwerk zijn er nieuwe primaire en secundaire historische bronnen opgedoken. Met dit aanvullend materiaal kunnen de in het jubileumboek getrokken conclusies nog beter bevestigd worden.

4.1 De muzikale achtergrond

4.   Het Franse Decor

4.1   De muzikale achtergrond

4.1.1 Het eerste burgerlijke harmonieorkest

Op 14 juli 1790 was het groot feest in Parijs. Precies een jaar eerder was de staatsgevangenis van Parijs, de Bastille, aan de revolutionairen overgegeven, wat een zeer tot de verbeelding sprekende gebeurtenis was om de eerste verjaardag van de Franse Revolutie luisterrijk te vieren.
Tevens kon hiermee symbolisch een periode van strijd en grote verdeeldheid worden afgesloten. Het grootste volksfeest ooit in de Franse hoofdstad moest de opmaat worden tot nationale eenheid en een rechtvaardige grondwet, die de macht van koning Lodewijk XVI aan banden zou leggen. Een ruimte, groot genoeg om minstens 300.000 man te kunnen bevatten, vond men in het enorme militaire exercitieveld, het Champ de Mars.

 

Afbeelding 13
(commons.wikimedia.org; Diliff)

Het Champ de Mars (het veld van Mars, de oorlogsgod) in Parijs, gezien vanaf de Eiffeltoren. In 1790 was dit grote park een enorm militair exercitieveld, dat buiten het centrum van de stad lag. Op 14 juli 1790 vond hier het eerste grote volksfeest van de Franse Revolutie plaats.

Het nieuwe revolutionaire regime was bepaald antireligieus, maar hield desondanks bij dit volksfeest  de traditie in ere van het ‘Te Deum Laudamus’ , de christelijke plechtige lofzang op gedenkdagen. De opdracht, die het grote festijn een stemmig karakter moest geven, viel te beurt aan François-Joseph Gossec, een indertijd talentvolle en gerespecteerde, maar nu zo goed als vergeten componist. In verschillende muziekstukken voor koor en orkest had Gossec al bewezen niet bang te zijn voor ongewone experimenten met een onconventionele orkestbezetting en dramatische effecten. Daarom durfde hij de uitdaging wel aan om deze hymne voor een uitvoering op een zeer groot terrein in de openlucht op muziek te zetten .

Afbeelding 14
(portret van François-Joseph Gossec , 1734-1829,  door Antoine Vestier, Musée de l’Opéra, Parijs)

De componist staat aan zijn muzieklessenaar. Onder het schuine schrijfblad steekt uit de lade de titelpagina van het ‘Te Deum’ , de lofzang voor het feest ter ere van de eerste verjaardag van de Franse Revolutie. De componist moest al zijn inventiviteit aanwenden om zang en muziek goed hoorbaar te maken voor een groot publiek op het uitgestrekte Champ de Mars in Parijs.

Met lef en inventiviteit zette hij zich aan het project, dat aan drie voorwaarden kende. Zowel muziek als zang moesten over een immens grote afstand goed te horen zijn, diende vervolgens de nationalistische insteek van het revolutionaire bewind uit te dragen en hoorde ten slotte ook nog het massapubliek te boeien. Gossec liet de strijkinstrumenten achterwege, want hun geluid droeg niet ver genoeg. Voor de benodigde decibels nam hij de militaire korpsen als voorbeeld met hun prominente rol voor het koper, de fluiten, de trommels. Bij het koor waren de mannenstemmen van de marcherende militairen zijn inspiratiebron. Hiertegenover plaatste hij de eveneens goed hoorbare, maar meer ingetogen klankkleur van klarinetten en hobo’s.

Afbeelding 15 (Bibliothèque Nationale de France)

Gedeelte van de introductie van het oorspronkelijke manuscript van het  Te Deum van Gossec in 1790. Uit de kolom links boven blijkt dat de componist koos voor instrumenten, waarvan het geluid vér reikte: petites flûtes (piccolo), hautbois (hobo), clarinettes, trompettes, cors (hoorn), bassons (fagot), serpent (baszink of slangenhoorn), timballes (pauk)

 

Blaasinstrumenten en mannenstemmen konden samen voor een flink geluidsvolume zorgen, als er tenminste genoeg blazers en zangers werden ingezet. Met 300 instrumentalisten en 1200 koorleden moest dit wel lukken.
Met de gelegenheidscompositie ‘Te Deum pour trois voix,  chœur d’homme et orchestre d’harmonie’ (Te Deum voor drie stemmen, mannenkoor en harmonieorkest) had Gossec de basis gelegd voor een nieuw fenomeen:
het burgerlijke harmonieorkest 1.

Afbeelding 16 (Charles Monnet, 1732-1810, La Fête de la Fédération, 1790, Bibliothèque Nationale de France)

Impressie van het grote volksfeest op het Champ de Mars in Parijs op 14 juli 1790

4.1.2.   Matige tot krachtige zuidenwind

Voordat François-Joseph Gossec  blazers- en slagwerkgroepen zonder strijkers in één harmonieorkest bijeenbracht werd er solistisch en in samenspel al veel langer geblazen en getromd. De aanzet tot blaasensembles komt uit de late Middeleeuwen, waar soldaten op het ritmisch roffelen der trommels marcheerden en exerceerden en op het slagveld schallende orders kregen door middel van  signaalhoorns en -trompetten. 

Afbeelding 17
(Rudolph von Ems, World Chronicle, Der Stricker, Charlemagne, vroeg 14e eeuw)


De dood van Roeland, uit het Roelandslied, het beroemde Middeleeuwse epos (ca. 1100) over hofridder Roeland uit het gevolg van Karel de Grote.
Na de nederlaag tegen de Saracenen (moslims) in Spanje in 778 wordt de achterhoede van het leger van Karel de Grote op de terugtocht aangevallen. Roeland sterft in het achterhoedegevecht een heldhaftige, maar onnodige dood, omdat hij te laat om hulp blaast op zijn ivoren ‘olifantshoorn’. Op dit kroniekminiatuuur geeft Roeland een Saraceen een fatale tik met zijn signaalhoorn, alvorens zelf heldhaftig te sneuvelen

 

 

Stadsbesturen hadden signaalblazers op hoorn en trompet in dienst als torenwachters en pijpers 2 voor het opluisteren van feesten en plechtigheden. Vooral bij evenementen in de openlucht maakte men graag gebruik van het vér reikende geluid van blaasinstrumenten. Het lag voor de hand dat stadspijpers en koperblazers van lieverlee gingen samenspelen.
Op militair gebied nam de behoefte aan opzwepende,  luidruchtige muziek enorm toe door de overgang van de relatief kleine ridderlegers naar de grotere huurlegers. De Turkse krijgsmacht, jarenlang een van de grootste vijanden van christelijk Europa, droeg ongewild bij aan het ontstaan van de blaasorkest. De Janitsaren, zoals zij toen genoemd werden, joegen Europese infanteristen aanvankelijk de stuipen op het lijf met hun angstaanjagend geschreeuw, ritmisch ondersteund door een arsenaal van uit de kluiten gewassen slaginstrumenten.

Afbeelding 18
Karikatuur van een Turkse trommelslager (lithografie van François Villain)

Eenmaal bekomen van de heilige schrik joeg het Westen de Turken bij het beleg van Wenen in 1683 op de vlucht en maakte daarbij inderhaast achtergelaten instrumenten buit, waaronder grote en kleine pauken, bekkens, de grote trom – nog steeds Turkse trom geheten – , schellenboom of Turkse halve maan, tamboerijn en triangel. Dit oosterse slagwerk werd gretig overgenomen en stimuleerde het ontstaan van militaire en hofkapellen in de vorm van een combinatie van blaas- en slagwerkinstrumenten. Als broodheer en mecenas stelden vorsten hun muziekmeesters in staat meervoudig bezette orkesten te vormen en te componeren.

De Franse Revolutie nam deze erfenis naadloos over en deed haar veroveringslegers vergezeld gaan van militaire harmoniekorpsen en op deze wijze verliep de verbreiding van het fenomeen harmonie naar het noorden even snel als de Franse opmars.
Als een krachtige zuidenwind bereikten de Fransen in oktober 1794 Staats-Vlaanderen en aan het einde van de oogstmaand stonden ze voor Hulst.

Afbeelding 19 (paulflorentin.wordpress.com)

Het defilé van de ‘Garde Imperiale de Dijon’ getuigt in Frankrijk van de nog steeds bestaande populariteit van militaire muziekkorpsen naar het voorbeeld van de Franse Revolutie en Napoleon. Vooraan worden de  Grote of Turkse trommen geslagen. In de derde zrij ien we (links midden op de foto) een drager van een ‘schellenboom’., met boven aan een draagstok een klokvormig ornament, waaraan schellen (belletjes in klokjesvorm) hangen. Onder een gouden bal bevindt zich een Turkse halve maan met eveneens schellen. Vaak hangen er aan weerszijden van de halve maan ook nog  paardenharen kwasten (hier niet het geval). De militaire muziekkapellen, verbonden aan de Janitsaren, de Turkse elitekorpsen, uit het Turkse (Osmaanse) Rijk, droegen de schellenboom op een draagstok mee.

4.1.3.    Een bezetter met rare feestjes

Al eeuwenlang was het huidige Zeeuws-Vlaamse gebied gewend aan de ene oorlog na de andere en de snelle inname van Hulst door de Fransen in 1794 was in dit patroon niets bijzonders. Dat gold ook voor de daarop volgende bezetting en economische exploitatie, maar het introduceren van verkiezingen en deelname aan het bestuur was een novum. In hun poging om de vele zegeningen door de bewoners in de veroverde gebieden te laten omarmen, kwamen de Fransen met hele serie nieuwe feest- en gedenkdagen, die de plaats innamen van de bestaande, vooral kerkelijke, ceremonieën.

In Hulst had het eerste feestgedruis nieuwe stijl krap drie weken na de overgave plaats. Het was wel even wennen, want op de uitnodiging stond niet 10 november 1794, maar 20 Brumaire An 3, de datum van de nieuwe Republikeinse kalender en op de Grote Markt moest er gedanst worden rond een eigenaardig symbool: de vrijheidsboom. Het echte feest was, zoals altijd, voorbehouden aan de notabelen. Bij deze gelegenheid boden zij de fuif aan de bezetter aan als een gebaar van goede wil met  meer dan genoeg fijne kost, een overvloed aan kannen goede wijn, een paar fusten bier en de nodige mandjes pijptabak. Jacobus de Pauw, organist en tevens violist van het muziekensemble in de rooms-katholieke schuurkerk, had zijn muzikanten opgetrommeld en zo werd het een leuk partijtje 3.

Afbeelding 20 (Atlas van Stolk)

Overal in de bezette gebieden, zoals op deze prent in Middelburg, werden ‘vrijheidsbomen’ geplant. Onder aan de ‘arbre de la liberté’ op de Markt is een een orkestbakje met muzikanten in de vorm van een klein scheepje te zien. Overal waren de stadsbewoners verplicht de talrijke oersaaie ceremonieën bij te wonen. Gelukkig werden de vele formele monologen afgewisseld met muziek van Franse harmoniekorpsen.

Om de haverklap mocht iedereen op bevel van hogerhand komen opdraven bij de nieuwe vaste nationale feestdagen en incidentele festiviteiten. Wat er ook gevierd werd, het stramien was steeds hetzelfde.
Eerst brandde in alle vroegte het geschut vanaf de wallen de mensen wakker, waarna het plechtige gebeier van de grote kerkklok over de stad galmde en de beiaardier met lichte vreugdetonen het carillon bespeelde. Uit ieder venster wapperde intussen vrolijk de Franse driekleur en liepen alle ingezetenen de hele feestdag op commando blij rond met kokardes en linten. De plechtigheid zelf had plaats in de kerk of op het marktplein bij de vrijheidsboom. Het meest taaie onderdeel was de proclamatie in het Frans, een langdradig en voor velen onverstaanbaar onderdeel.
Ten slotte gaf illuminatie van woningen en openbare gebouwen het stadje ‘s avonds een onwaarachtig feeëriek gezicht.

Afbeelding 21 (nl.123rf.com)

De ’tricolore’, de driekleurige rood-wit-blauwe Franse kokarde, het symbool bij uitstek van de Franse Revolutie. Het  roosvormig insigne  van aan elkaar geknoopte strikken werd vastgespeld op de kleding of op de hoed. Voor de inwoners van de door de Fransen bezette gebieden was het dragen van de kokarde op officiële feestdragen verplichte kost 

Op deze wijze werd in Hulst ieder jaar opnieuw de Franse republiek gesticht, de Bastille overgegeven aan de revolutionairen, Lodewijk XVI onthoofd en rond de vrijheidsboom gedanst ter ere van de opperheerschappij van het volk. Met Napoleon  kwamen daar nog de overwinningen van zijn ‘grande armée’, zijn staatsgreep, zijn verjaardagsfeestje, zijn verkiezing tot Eerste Consul, zijn Keizerskroning en de talloze keizerlijke decreten bij.
De veelvuldig opgetrommelde Hulstenaren doorstonden de ceremonieën onverholen nonchalant en plichtmatig. Het meest slaapverwekkend waren de eentonige ‘decade’-vieringen4,  die alle zon- en heiligendagen van de Gregoriaanse jaartelling vervingen.  
Tot de gortdroge ingrediënten behoorden de vaste formuleringen van nieuwe wetten en decreten, afgewisseld met pompeuze toespraken, moralistische praatjes en als het zo te pas kwam, het sluiten van een burgerlijk huwelijk. Al had men een gloeiende hekel aan die oersaaie vertoningen, één element maakte een positieve en onuitwisbare indruk: de muzikale omlijsting door militaire blaaskapellen, die iedereen vertrouwd maakte met het repertoire en de instrumenten.
Deze muzikale kennismaking zou de eerste inspiratiebron worden om in Hulst zelf een harmonieorkest op te richten.

4.2 De religieuze achtergrond

4.   Het Franse Decor

4.2   De religieuze achtergrond

In het staartje van de opstand van de Nederlanden tegen Spanje had stadhouder Frederik Hendrik in 1645 nog net de sterke vesting Hulst veroverd. Voor de stedelingen betekende de inname een aardverschuiving van jewelste. De Staten Generaal van de Zeven Verenigde Provinciën beschouwde de stad als veroverd gebied. Bestuurlijk en economisch zou zij anderhalve eeuw tot het verdrukte en geminachte deel van de noordelijke Nederlanden horen.
Op godsdienstig gebied was de bevoorrechte positie van het ware gereformeerde geloof voor het grotendeels katholieke Hulst nog veel ingrijpender. De rooms-katholieke kerk werd officieel verboden. Dit hield in, dat kerkelijke plechtigheden en religieuze handelingen per direct niet meer toegestaan waren, geestelijken uit hun ambt gezet werden en kerkelijke goederen en andere inkomsten aan de gereformeerden vervielen.
Met het persoonlijke geloof, de H. Schrift en Gods genade als enige fundamenten was de complete katholieke geestelijkheid en rituele praktijk overbodig. De clerus kreeg onmiddellijk na de overgave in 1645 het consigne Hulst te verlaten. Rome reageerde navenant en degradeerde de Nederlandse kerkprovincie tot missiegebied en de parochies tot ‘statie’, een vooruitgeschoven post in vijandig gebied.

Afbeelding 22 (rijksmuseum.nl, objectnummer RP-P-OB-81.565)
Twee details uit de pentekening van het atelier van Claes Jansz. Visscher (II), Amsterdam, Den tocht van t ‘Spaens guarnesoen uyt Hulst den 5. November M.VIeXLV.   Naar een origineel van Jan Martszen de Jonge).

Daags na de verovering van Hulst op 4 november 1645 door Frederik Hendrik mocht het Spaanse garnizoen vrij uit de stad wegtrekken naar Antwerpen. Deze aftocht werd gegoten in de vorm van een tot in details georganiseerde optocht ter meerdere eer en glorie van de overwinnend bevelhebber. Behalve de Spaanse militairen liep er ook veel volk mee, dat voor de vijandelijkheden zijn toevlucht in Hulst had gezocht. Her en der over de stoet verspreid gingen paepen huns weegs. Zij werden op grond van de door de stad aanvaarde capitulatievoorwaarden onverbiddelijk de stad uitgezet. Op de linkse afbeelding loopt een katholiek geestelijke naast de paarden van de gesloten koets met de zwaargewonde kolonel De Mouscron. Op de rechtse afbeelding staat onderaan links een geestelijke getekend. Op beide prenten is de uittocht afgebeeld met de stad Hulst op de achtergrond.

Met het verdwijnen van de geestelijken als de zo vertrouwde schakel tussen God en mens voelde menig gelovige zich vervreemd, onzeker of kwam in gewetensnood, maar de protestanten slaagden er niet in het katholicisme te vernietigen. Integendeel, katholiek Hulst hervond zichzelf door zich schrap te zetten tegen de gereformeerde onderdrukking. De paters Recollecten of Minderbroeders lieten zich niet ver uit Hulst wegjagen en stichtten een kloostertje in De Klinge op Spaans katholiek gebied. Van hieruit trokken zij de losgeschoten draden bijeen. De gelovigen uit Hulst konden in De Klinge legaal ter kerke, maar de paters doken in vermomming ook in de stad op voor het heimelijk opdragen van de katholieke eredienst en de toediening van de sacramenten. De clandestiene missen vonden eerst plaats in een schuur van Maarten Marchand, later in diens huis in de Potterstraat en in 1695 ten slotte – gedoogd door het stadsbestuur tegen een forse betaling –  in een pand op de hoek van de Overdamstraat en de Dubbele Poort. Dit leidde tot grote woede bij de gereformeerde kerk en de predikanten klaagden onophoudelijk bij de magistraat en baljuw 1. over de Paepsche stoutigheden. Maar de wereldlijke overheid in Hulst bleek geen verlengstuk van de gereformeerde kerk. Zij prefereerde een gecontroleerd gedoogbeleid boven problemen met de katholieke meerderheid. Fikse steekpenningen als tegenprestatie voor coulance tegenover de katholieke meerderheid spekte bovendien de stadskas méér dan het opleggen van boetes.

afbeelding 23 (www.lamswaarde.com)

Een beeldbron van de katholieke schuilkerk aan de Overdamstraat in Hulst is er niet, van de schuurkerk in Lamswaarde wel.  Aan de buitenzijde mocht aan niets  te merken zijn, dat de katholieken hier hun erediensten hielden.

Het katholicisme hield zich in Hulst onder de onderdrukking van de gereformeerde religie weliswaar met succes staande, maar was wel hard getroffen door de vele verboden, waaronder de afwezigheid van een gestructureerde kerkelijke organisatie. Dit gemis kon maar op één manier praktisch worden opgelost: de inbreng van leken bij voorbereiding en viering van de eredienst en een keur aan verdere parochiële taken. De noodzaak om de parochianen binnen de organisatie te betrekken en hen verantwoordelijkheid te geven betekende een geweldige opsteker en vergroting van het zelfbewustzijn en de weerbaarheid van de Hulsterse katholieken.
Tegen deze achtergrond is het voortbestaan te begrijpen van een van de tradities, die de gereformeerden nooit konden breken: het vocaal en instrumentaal opluisteren van de katholieke kerkdiensten.
Rond 1800 Eind 18e eeuw werden de missen in de ‘schuurkerk’ in de Overdamstraat vocaal omlijst door een kerkkoortje, de Confrerie van St. Cecilia en instrumentaal door een kerkorkestje, de musiek-beoeffenaars der roomschen kerk, waarin Jacobus de Pauw viool speelde en waarvan hij dirigent was. Het uit negen man bestaande ensemble bevatte ook een fagottist en twee waldhoornisten2.

Naast de kennismaking met de Franse militaire harmoniemuziek tekende zich in het voorhanden zijn van een kerkorkestje een tweede component af voor de oprichting van een burgerlijk harmonieorkest in Hulst.

4.3 De politieke achtergrond: Hop Marjanneke

4.   Het Franse Decor

4.3   De politieke achtergrond: Hop Marjanneke!

De bevolking in de Verenigde Nederlandse Provinciën zong bij het binnentrekken van het voetvolk van de Franse Revolutielegers Ramplanplan, daar komen ze an, ze hebben geen kousen of schoenen meer an. Nu was men alle slag krijgsvolk onderhand wel gewend, maar het Franse ‘Armée du Nord’ van generaal Pichegru sloeg in dit opzicht alles. In vodden gekleed, stro in het schoeisel of alleen maar lappen om de voeten, scheel van de honger, blauw van de kou – het vroor dat het kraakte – en getekend door besmettelijke koortsziekten, moest dit militaire gepeupel bij burgers worden ingekwartierd, gevoed en gekleed.

Afbeelding 24 ((Albert Kretschmer, The costumes of all nations, Londen 1882)

Deze militairen van de Franse revolutielegers hebben nog wel kousen en schoenen aan, maar het is dan ook een afbeelding voor propagandadoeleinden, une répresentation populaire

De aanblik van de berooide  Franse infanterie was slechts een voorproefje van de Franse interpretatie van vrijheid, gelijkheid en broederschap, waaraan Hulst en alle andere bezette landen zo’n twintig jaar onderworpen zouden zijn.
De gelukzalige toekomst van de ingezetenen bestond vrijwel alleen uit snorkend  taalgebruik en veelbelovende zinnebeelden bovenaan de officiële stukken.Alles stond in dienst van de  Franse oorlogvoering met als uitgangspunt, dat de legers zo veel mogelijk van de veroverde gebieden moesten leven. Als een ingelegerd garnizoen volgegeten en goed in de kleren gezet was, werd het direct vervangen

door een nieuwe bezetting van magere scharminkels,  die op hun beurt binnen de kortste keren met flinke porties brood, vlees, tabak en jonge klare verder trokken. Door middel van gedwongen, willekeurige en altijd buitensporig hoge  leveringen werden Hulst en Hulster Ambacht systematisch beroofd van  landbouwproducten, paarden, runderen en rollend materieel.

Afbeelding 25 (Gemeentearchief Hulst, archiefnummer 1377)

Zinnebeeldige voorstellingen bovenaan de officiële Franse stukken moesten de indruk wekken dat een prachtvolle tijd was aangebroken. De rauwe werkelijkheid  leek in niets op deze getekende belofte van vrijheid en gelijkheid. Met de tekst ‘amour de l’ordre’, letterlijk ‘liefde voor de orde’, kwam men een stuk dichter bij de werkelijkheid: iedereen moest de bevelen uitvoeren!

De ontelbare verzoeken van het stadsbestuur van Hulst om vermindering van de lasten waren aan dovemans oren gericht en ook legaal verzet leverde niets op. De enig overgebleven optie om de krijtendste armoede te verlichten was burgerlijke ongehoorzaamheid en deze tactiek werd dan ook snel, op steeds grotere schaal en met een toenemende creativiteit toegepast. Populair was ontslag nemen uit openbare functies, de Franse taal niet begrijpen, partijen tegen elkaar uitspelen, bevelen hopeloos traag uitvoeren en zich voortdurend beroepen op het feit, dat er als gevolg van de verplichte leveringen niets meer voorhanden was. De rijkelijk aanwezige archiefstukken uit de Franse tijd bevatten talloze concrete voorbeelden van de lokale oppositie tegen de bezetter. Herbergiers weigerden te tappen onder allerleij frivole uijtvlugten, boeren verborgen vee, winkeliers leverden geen voorraadlijsten en voorraden in, bakkers bakten brood van stopverfkwaliteit en de jeugd stal als de raven. Onder de ogen van de Fransen verdwenen zelfs complete ramen en deuren uit hun kazernes. Met demonische grimmigheid werd afval gewoon op straat geworpen en de stad raakte onvoorstelbaar vervuild. Voortdurende aanzeggingen onder dreiging van de zwaarste straffen hielpen geen snars.

Naast armoede namen ook wetteloosheid en normvervaging schrikbarend toe. Van kerkelijke zijde groeide de bezorgdheid over de verwording van het godsdienstige leven. Zondagsrust en kerkgang waren er voor velen al niet meer bij. Kerkelijke vermaningen tegen schrans-, bras-, zuip-, en danspartijen van Fransen, collaborateurs, profiteurs en meelopers hielpen niet. Het aantal onwettige kinderen steeg evenredig met de hoeveelheid vreemd krijgsvolk en het kerkelijk huwelijk stond onder druk door de rechtsgeldigheid van het nieuwe burgerlijk huwelijk.

Wat had het bij de aankomst der Fransen nog onschuldig en vrolijk geklonken:

Hop Marianneke, stroop in ‘t kanneke, laat de poppetjes dansen.
Eertijds was de Pruis in ‘t land en nu de kale Fransen.
Hop Marianneke, stroop in ‘t kanneke, hop Marianneke Jansen.
Hij wiegt het kind, hij roert de pap en laat het hondje dansen.

Afbeelding 26 (Rie Cramer, Alex de Jong; Liedjes van vroeger, 1928)

Hop Marjanneke  mag dan een pretentieloos kinderliedje lijken, de tekst wijst duidelijk op een andere oorsprong: een satirisch lied op de Franse veroveraar. Over de interpretatie lopen de meningen uiteen. Met Marjanneke zal beslist het nationale Franse symbool ‘Marianne’ bedoeld zijn; met de ‘poppetjes’ mogelijk de Franse soldaten; de ‘Prins’ zou kunnen staan voor de laatste en verdreven stadhouder Willem V. En last but not least, ‘hij wiegt het kind (..) is misschien een Franse soldaat met zijn kind bij moeder Marianneke Jansen?

Bezorgde Hulsterse notabelen staken in 1802 de koppen bij elkaar om te bezien wat men aan de verloedering van de samenleving kon doen en met name op welke wijze de ontspoorde jeugd van Hulst weer in het gareel te krijgen was.
Met dit concrete initiatief waren vier impulsen, die de oprichting van een harmonie in Hulst mogelijk maakten, met elkaar versmolten:

– De uit Frankrijk geïmporteerde blaasmuziek en -instrumenten.

– De zelfbewuste katholieke lekengemeenschap.

– Het bestaan van een kerkorkestje.

– De bezorgdheid om de verwildering van de samenleving in de Franse Tijd.

5.1 Zijne Majesteit en Zijne Heiligheid

5.1   Zijne Majesteit en Zijne Heiligheid

Een van de idealen, die de Franse revolutionairen in de door hen bezette gebieden wilden uitdragen was de principiële vrijheid en gelijkheid van godsdienst. Maar zolang er strijd werd geleverd, had dit nobele uitgangspunt een veel lagere prioriteit dan het binnen harken van zoveel mogelijk geld en goederen voor de oorlogvoering. Het revolutionaire bewind wierp zich begerig op de rijkdom van de katholieke kerk in de zuidelijke (Belgische) Nederlanden, waar Hulst als veroverd gebied in het begin bestuurlijk aan was gehecht.
De Paus reageerde furieus op de confiscatie van kerkelijke goederen en op de van de clerus geëiste eed van trouw aan de Franse overheid.

Afbeelding 27a, links,
The National Gallery of Art, Washington.

Afbeelding 27b, rechts
Musée du Louvre, Parijs

                   

Jacques-Louis David (1748-1825) schilderde allebei de  kemphanen. Napoleon Bonaparte, gesitueerd in zijn werkkamer in het Tuilerieënpaleis in een voor hem karakteristieke pose, ten voeten uit en met de rechterhand in zijn vest gestoken). Paus Pius VII, in met goud borduursel afgezette kleding en dito zetel.

Kerk en staat kwamen steeds onverzoenlijker tegenover elkaar te staan, tot het moment waarop Napoleon en Paus Pius VII moeizaam een akkoord bereikten, het Concordaat van 1801, dat het beginsel van godsdienstvrijheid niet alleen bevestigde, maar er ook concreet invulling aan gaf. Voor de katholieke kerk in het door de Fransen bezette gebied van de voormalige Republiek was dit een fundamentele verandering. De katholieke godsdienst mocht onvoorwaardelijk vrij worden uitgeoefend, de eredienst was openbaar en de kerkgebouwen kwamen ter beschikking van de bisschoppen. Katholiek Hulst kon zijn geluk niet op, maar de protestantse minderheid betoonde zich een slecht verliezer door de overeenkomst zoveel mogelijk te vertragen en te dwarsbomen, zolang de officiële stukken nog niet waren gearriveerd. Omdat ook de ambtelijke Franse molen bijzonder traag maalde, kon pas op 17 mei 1802 – na ruim anderhalve eeuw – in Hulst de eerste H. Mis in het openbaar gecelebreerd worden. Een van de officiële Franse departementale stukken bevatte het decreet om de overeenkomst tussen Napoleon en de H. Stoel groots en plechtig te vieren. Nu barstte de euforie bij katholiek Hulst pas echt los; dit was nog eens wat anders dan die opgedrongen gortdroge  rare Franse feestjes. De bezetter wist niet wat hem overkwam toen de hele bevolking zich inspande om Franse bevelen stipt  en enthousiast uit te voeren. Het was nog een hele klus om de organisatie in korte tijd rond te krijgen. De vestingstad was na bijna zeven jaar Frans bewind onvoorstelbaar vervuild. Ondanks de talrijke bevelen waarin met de zwaarste straffen werd gedreigd, had de bevolking zijn eigen stad laten verworden tot een smeerboel van stinkende waterplassen, mest- en vuilhopen en verstopte goten.

Afbeelding 28, Gemeentearchief Hulst, archieven van de parochie van de H. Willibrordus, pastoor en kerkbestuur, inentarisnummer nr. 614.

Transcriptie:
Den Meyer (burgemeester) der stads Hulst gelast bij deeze alle in en opgezetenen deezer stad om binnen de vieren twintig uuren de stoepen en straate voor hunne huysen en erven op te zuyveren en het vuylnis op hoopen en de mist (mest) en steenpuyn te ruimen als ook de gooten wel door te vagen op peene (straffe) dat de nalatige zullen worden gestraft als overtreeders volgens de wet.

Instructies zoals deze om de stad schoon te houden, werden regelmatig aangeplakt, maar sorteren weinig effect. maar in mei 1802 lag dat plotseling heel anders. 

Voor de eerste maal gedurende de Franse overheersing werd een verordening m.b.t. het schoonhouden van de stad  model uitgevoerd en op 23 mei 1802, de gedenkdag van het Concordaat van 1801, kon een smetteloos Hulst een feest vieren, dat zijn weerga niet kende.

5.2 Kunsminnaar spaaren geen vleyd

5.2   Kunsminnaar spaaren geen vleyd

De feestelijkheden begonnen op 23 mei 1802 om half tien s morgens op de Grote Markt met de plichtmatige ceremonie van de proclamatie van de ‘wet ter reglementering der godsdiensten’.
Na het ondergaan van de eentonige afkondiging werd een indrukwekkende processie gevormd, zorgvuldig samengesteld met inachtneming van de hiërarchie: de Franse en plaatselijke burgerlijke elite, de geestelijkheid en het militaire kader, muzikaal begeleid door het korps muzikanten van De Klinge, de militaire muziekkapel van het inliggend garnizoen en… de harmonie van Hulst 1.
We beschikken nog over de  uitnodiging van burgemeester Jan Baptist Timmermans aan dirigent Jacobus de Pauw, gedateerd 17 mei 1802, de oudste bekende primaire bron, waarin de harmonie van Hulst wordt vermeld:

Aan den directeurs der musiquen
Ik hebbe sedert eenigen tijdt
met genoegen gezien dat onder UE verscheyde burgers van deze plaats zig apliqueren en wesentlijk verre gevoordert sijn in het maaken van musieq op blaasende instrumenten onder de zinspreuk Kunsminnaar spaaren geen vleyd het is deswegens burgers directeurs dat ik de vrijheyd neme UElieden te aansoeken om ons aanstaanden zondag om negen en alf uuren voormiddagh wanneer de wette van den 18 germinal met allen mogelijken luister moet worden gepubliceert in alle de communen van dit departement wel te willen assisteren met het volle orquest[ note]GAH, inv. nr. 1026, Brievenboek municipaliteit, van 26 Fructidor An VIII (13-09-1800) tot 5 Ventose An XI (24-02-1803),  brief nr. 206.[/note].

Afbeelding 29 (Gemeentearchief Hulst nr. 1026, brievenboek van de magistraat nr. 206).

In de kantlijjn bij de uitnodiging aan de kersverse harmonie van Hulst in het boek met uitgaande correspondentie  is de datum van de uitnodiging volgens de Republikeinse tijdrekening genoteerd, Floreal 17 an Dix (volgens de Gregoriaanse  kalender 17 mei 1802).

Van de Grote Markt trok de optocht van hoogwaardigheidsbekleders en muzikanten statig naar de katholieke kerkschuur aan de Overdamstraat voor de eerste plechtige viering in het openbaar sinds lange tijd.
De notabelen hadden uiteraard gereserveerde plaatsen, het volk moest in overgrote meerderheid de plechtigheid buiten het godshuis volgen. Toch was er ook voor hen veel te genieten, want de hoogmis werd in het groot musiek gecelebreert door Den Eerweerden Pater Françies Jodogne. De geestdrift over deze feestdag jubelt nu nog na in de tekst van het verslag van het kerkbestuur:

Nooyt heeft deeze Stad een voorbeeld opgeleevert van zulk een luysterlijke plegtigheyd voor de roomsche catholique den toevloet van menschen was zoo groot dat niet alleen alle de gedeeltens van de kerkeschuur waaren opgepropt maar de geheele kerkeplaats was opgevult met toehoorders van beyde geslagte ja zelfs de straad voor de kerkpoort en men mag met waarheyd opmerken dat deezen dag voor de roomsche catholique mag aanzien worden als den dag van overwinning op de onderdrukker waaronder de roomsche catholique van de voorgaande en tegenswoordig geslagt hebben gezugt zeedert den 5 november 1645 en op dat deeze plegtigheyd aan de vergeetenisheyd zoude worden onttrokken zoo is daarvan gedresseert het teegenswoordig proces verbaal om in de archiven van de roomsche catholique gemeente te worden geinsereert 2.

In deze ambiance kon het harmoniekorps zich geen gelukkiger introductie wensen. Op 15 augustus 1802 kon het scenario van 23 mei nog eens worden overgedaan. Napoleon had zich tot ‘consul voor het leven’ laten kiezen en zijn verjaardag uitgekozen om dit heuglijke feit passend te gedenken. Ook nu liep in de processie mee: het schoone corps van ieverzugtige musiekanten onlangs binnen deeze stad opgerigt saamengesteld uyt de blom van de Hulstersche jongelingen 3. Voor het onderzoek naar de stichting van de harmonie van Hulst is deze proclamatie van het stadsbestuur zeer waardevol, omdat de datum van oprichting met de combinatie van de dag van de processie 15 augustus 1802 en de vermelding ‘onlangs binnen deeze stad opgerigt’ dicht kan worden benaderd.

Afbeelding 30
Essai sur l’histoire de musique Louvain. in Annuaire pour l’année 1849, blz. 44: ‘Un goût décidé s ‘empara de la jeunesse qui voulut â toute force devenir musicienne‘

Keizer Jozef II van Oostenrijk, waartoe de zuidelijke Nederlanden behoorden, stuurde in 1786 twee regimenten naar Leuven. Het bijbehorende hoboïstenkorps veroorzaakte een ware revolutie op muzikaal gebied in de stad en de jeugd wilde ineens alleen nog maar muzikant worden. Deze uitstraling was precies wat de oprichters van de harmonie ook bij de jeugd van Hulst voor ogen hadden.

5.3 En toch is het 1802!

5.3   En toch is het 1802!

Alleen al op grond van de twee primaire bronnen betreffende  de vieringen in mei en augustus 1802 (zie paragraaf 5.1) is het jaar van oprichting van de harmonie nagenoeg waterdicht bewezen.
De notitie ‘onlangs opgericht’ kan alleen als ‘kort geleden’ worden opgevat en de tekstuele context in de uitnodiging voor de muzikale opluistering van de plechtigheid op 23 mei 1802 wijst op het eerste openbare optreden van het muziekkorps. 
Deze onderbouwing wordt ondersteund door het ‘argumentum e silentio’ 1, dat in de ruim voorhanden zijnde archiefstukken uit de periode van de Franse overheersing het bestaan van een harmonie van Hulst vόόr 1802 nergens wordt vermeld, maar vanaf mei 1802 juist bij herhaling. Een belangrijke secundaire informatiebron ondersteunt de twee eerder genoemde primaire bronnen uit mei en augustus 1802. Het betreft een integrale weergave van het document, dat ter gelegenheid van de viering van het eenjarig bestaan van de harmonie werd opgesteld. Notaris Pieter Joly, een van de oprichters van het muziekgezelschap, dichtte voor dit jubileum een Lofzang toegewijd aan de leden der Harmonie binnen Hulst, toen zij hun eersten jaarfeest vierden op den 13den van Grasmaand (april) 1803 2.

Afbeelding 31 (Gemeentearchief Hulst, archief familie Brand)
Gedrukte uitgave – verdeeld over twee bladzijden – van de oorspronkelijke lofzang bij de viering van het het eenjarig bestaan van de harmonie van Hulst op 13 april 1803.
(zie voor de transcriptie van de lofzang bijlage I)

Het feit, dat het eenjarig bestaan van de harmonie op 13 april werd gevierd, betekent niet dat de oprichting ook op dezelfde dag en in dezelfde maand plaats had. Dit blijkt evenmin uit een nog latere bron in 1920. In verband met de aanvraag van het predicaat ‘koninklijk’ voor de harmonie  verwees burgemeester Bernard Truffino in de argumentatie voor het verzoek naar de oprichtingsdatum met de zinsnede blijkens de eerste notulen van het gezelschap opgericht den 25 Maart 1802.
Spijtig genoeg zijn de eerste notulen niet meer voorhanden, zodat de stichtingsdatum de alleen 1802, vermoedelijk op 25 maart, mag heten. 

Desondanks is door de combinatie van de feitelijke gegevens uit de bewaard gebleven primaire en secundaire bronnen de datum van oprichting zeer dicht benaderd. Op grond hiervan kan ook het jaar 1801, dat in alle jubilea sinds 1878 als jaar van oprichting wordt beschouwd als pertinent onjuist worden gekwalificeerd.

Laatste updates

Datum

04-08-2024

In de categorie ‘Historische Fotogalerij’:

De galerij  ‘Hoogwelgeboren Hugenoten in Hontenisse’ is aangevuld met twee foto’s uit het Zeeuws Archief.

Datum

05-07-2024

In de categorie ‘Historische Fotogalerij’:

Nieuwe galerij toegevoegd, getiteld ‘Hoogwelgeboren Hugenoten in Hontenisse’, over de adellijke familie Collot d’Escury.

Datum

03-2024

Uit de categorie ‘Historische Fotogalerij’ verplaatst naar ‘Hulst Historisch Kort’:

De fotogalerij Veertig jaar veelkleurigheid over de schilderingen in het katholieke deel van de kerk te Hulst omgewerkt tot artikel.

Datum

01-2024

In de categorie ‘Historische Fotogalerij’:

Nieuw artikel ‘Hulst 1914-1918’, een neutraal grensgebied in de ‘Eerste Wereldoorlog’.

Datum

12-2023

In de categorie ‘Hulst Historisch Kort’:

Artikel over De Heilige Kindsheid uitgebreid met beeldmateriaal en beschrijving van Kindheidsoptochten in de kernen.

Datum

11-2023

In de categorie ‘Hulst Historisch Kort’:

Artikel over Casimier Lambin grondig herzien en uitgebreid, met name met aanvullende informatie uit zijn faillissementsdossier.

Uw inschrijving kon niet worden opgeslagen. Probeer het opnieuw.
U bent met succes aangemeld voor onze nieuwsbrief

Meld u aan voor onze nieuwsbrief