3. Arts in stad en platteland
3.4.1 De eerste onder zijns gelijken
Hoewel er in Hulst en in het Land van Hulsterambacht in de 18e eeuw meerdere geneesheren werkzaam waren, had doorgaans één van hen ook de medische functies in overheidsdienst in handen 1. Door dit monopolie verdiende de betreffende arts niet alleen meer dan de collega’s, maar kon hij ook zijn pensioen veilig stellen, omdat de hem opvolgende arts een vergoeding moest betalen in ruil voor de toegekende stapeling aan functies zie (par. 3.1).
Terwijl er direct al inkomsten uit de privépraktijk (met waarschijnlijk ook patiënten van Rauwertz) binnen kwamen, had Gallandat binnen een jaar in Hulst en Hulsterambacht zeven overheidsfuncties in handen, waarvoor hij als ‘medicinae doctor’ en vroedmeester bevoegd was 2.
In dit opzicht leek zijn medische positie veel op die van zijn vader David Henry Gallandat in Vlissingen. (par. 2.4.3).
Afbeelding 47 (archieven.nl, Atlassen Hattinga nr. 470, D.W.C. Hattinga, Kaarte van Hulster Ambagt, 1746).
Hulsterambacht was als werkterrein voor Gallandat uit financieel oogpunt lucratief, omdat hij hier zowel privé-patiënten had én arts was in dienst bij het bestuur van het ambacht. Daar stond wel tegenover, dat dit gebied naar de mogelijkheden van die tijd wel erg uitgestrekt was voor één arts (zie par. 3.4.3. onder ‘de poorten gesloten en de bruggen opgehaald’).
Het grote areaal van het Hulsterambacht werd omsloten door het Waesland in het zuiden, het Axelambacht in het westen, de Hondt of Westerschelde in het noorden en het verdronken land van Saeftinge in het oosten.
Waren de medische baantjes in overheidsdienst in stad en land dus niet gelijk verdeeld, qua bevoegdheid werd er wel één lijn getrokken. Omdat Isaac Gallandat geen chirurgijn was, behoorde hij niet tot het chirurgijnsgilde, had hij geen eigen chirurgijnspraktijk en gingen de functies van stadschirurgijn en van chirurgijn in dienst van Hulsterambacht aan hem voorbij. Maar ook zonder de heelkundebaantjes van de chirurgijns in overheidsdienst zorgde de cumulatie van inkomens voor een riante inkomenspositie en het uitgavenpatroon kon daarmee gelijke tred houden.
- Naast Gallandat waren in de regio werkzaam Petrus Jacobus Enthoven (van ca. 1775 tot aan zijn overlijden in 1795), Petrus Theodorus Maertens, tot 1821 en Julius Henri Wieben (van 1772 tot 1800). In Hulsterambacht werd in 1790 Jacobus Henricus Steffers aangesteld. Als chirurgijns waren in de regio werkzaam: Petrus Franciscus Nolson (van 1767 tot 1798), zijn zoon Pieter Antonius Nolson (van 1799 tot 1821) en Franciscus Jacobus Rommaal (tot 1803). Met uitzondering van Franciscus Rommaal waren zij ook bevoegd als vroedmeester (GAH SA 563).
- Gallandat had zijn privépraktijk als medicinae doctor in Hulst en in Hulsterambacht, zijn privépraktijk als vroedmeester in Hulst en in Hulsterambacht; hij was medicinae doctor in dienst van het stadsbestuur van Hulst en van het bestuur van Hulsterambacht, medicinae doctor van de armen van de gereformeerde gemeente in Hulst en van de gereformeerde parochies in Hulsterambacht, stadsdokter van het burgerweeshuis, extraordinair vroedmeester van de stad Hulst en van Hulsterambacht.